Ballustrada Optima Forma
Laatst hoorde ik een stem uit Spanje.
"Zeg, dat lange artikel van een tijd geleden over die foute dichter,
ik vond het een walgelijk betoog, zit er trouwens een lijn in jouw
gedichten, je laatste brief ben ik kwijtgeraakt."
"Ha, een vriend aan de lijn," dacht ik.
"Wat heeft jouw vrouw toch een frisse stem."
"Ja, ze is tien jaar jonger dan ik."
"Verdien je haar?"
"Nee."
Als je een column schrijft is het handig om een probleempje te
hebben. Mijn probleempje is dat ik Mulisch alleen kan lezen als het
verplicht is en verplicht was het een hele tijd geleden.
Laatst kocht ik een boek in die veel te mooie zaak in Middelburg.
Het heette Nederland, De vaderlandse geschiedenis van de prehistorie tot
nu, door Han van der Horst. Wat een geluk om zo'n boek in je bezit
te krijgen, maar daar wil ik het niet over hebben. Ik kreeg er een
Mulisch bij cadeau. Mag ik het boek verbranden, vroeg ik heel
flauw aan de verkoopster.
Thuisgekomen legde ik het weg en nam het pas weer ter hand toen
ik aan dit stukje begon. Om erover te kunnen schrijven zou ik toch
enkele regels moeten lezen. Waarom eigenlijk niet, dacht ik. Laat ik
mezelf maar verplichten om in het kader van mijn activiteiten als
enige Zeeuwse columnist Zeeuws Tijdschrift nr. 1 2000) enkele
regels Mulisch te lezen.
Ik heb dat zojuist gedaan en wat ik vreesde kwam uit.
Ik heb enkele verdomd mooie regels ontdekt en omdat ik een paar
zekerheden in dit leven over wil houden heb ik het boekje meteen
weer dichtgeslagen.
Poëzieavonden zijn vaak zo cultureel correct, zo religieus angehaucht.
Op de Dag van de Poëzie was het anders, althans in Vlissingen.
Dichters, waaronder ikzelf, lazen uit eigen en andermans werk in de
postmoderne bibliotheek en in een paar cafés. Het publiek in de
kroegen was niet voor ons gekomen en dat was een groot voordeel.
Ik wil niet zeggen dat alles perfect ging, maar even leek poëzie
onderdeel van het gewone leven. In het kielzog van de dichters
traden een paar muzikanten op. Alles bij elkaar trokken we als een
6