dan ooit geschreven in het Zeeuws, maar slechts een splintertje daar
van is serieuze literatuur. In het dialectwerk van Vleugelhof voel je
de krampachtigheid van een schrijver die altijd in de standaardtaal
heeft geschreven en nu ineens overgaat in het dialect waardoor er
een zekere kunstmatigheid boven blijft hangen. Je proeft dat de
schrijver meestal in de Nederlandse standaardtaal schrijft, zijn
Zeeuwse stukken dragen daarom het karakter van een vertaling. Ze
staan niet in zijn oorspronkelijke schrijftaal. Vleugelhof vertaalt al
schrijvende zijn verhalen van het ABN in het Zeeuws. En dat is niet
uniek voor Vleugelhof, iedere dialectsprekende schrijver die stukken
schrijft in het dialect kent de worsteling, al is het vaak een amusant
en wonderlijk ontdekkend gevecht.
Dialect in Zeeland is volgens velen een spreektaal en geen schrijftaal.
Ik zou er aan toe willen voegen dat dialect ook een denktaal is en in
die zin wel degelijk een opening biedt naar de paradijselijke kusten
van de schone letteren.
De Europese dialectrenaissance is het onderwerp is van een groot
onderzoek deze herfst van het Meertens Instituut. Want het is op
merkelijk genoeg wat er gebeurt. Terwijl overal in Europa het dialect
zijn oorspronkelijke betekenis van alledaagse omgangstaal tussen
gewone mensen aan het verliezen is, rukt het keihard op in de cul
turele domeinen waar het nooit eerder een soortgelijke rol speelde.
Bij religieuze diensten, literatuur, popmuziek, toneel en cabaret.
Nooit werd er zoveel geschreven, gezongen en geacteerd als aan het
begin van het derde millennium. Op zich is dat niet verkeerd. De
taal is een van de belangrijkste cultuuruitingen. Het is de identiteit
van een grote groep, de identiteit van een regio. Dialect is de drager
van een regionale identiteit en daarom is het goed dat juist die cul
turele domeinen worden gestimuleerd als kraamkamers van een
dialectrenaissance.
Maar dat nu, zie ik in Zeeland nog niet gebeuren. Want iets dat me
in heel deze discussie tot groot wantrouwen stemt, is nog niet zozeer
het plan om een streektaalfunctionaris te benoemen, want in deze
Kafkaëske cultuur is iets dat niet onmiddellijk door een functionaris
'gecoördineerd' wordt kennelijk reddeloos verloren. Terwijl het
Zeeuws zichzelf al sinds de Middeleeuwen in bestaan weet te hou
den, is er nu een functionaris nodig om de taal door zijn eigen
wedergeboorte heen te helpen.
De streektaalfunctionaris als baker van het wudder en zudder.
14