Voorwoord
Onze vorige uitgave was lichtelijk aan het thema De geschiedenis van
de soldaat van Charles-Ferdinand Ramuz gebonden. Ons volgende
nummer wordt een dubbeldikke maritieme uitgave. Maar wat te zeg
gen van dit nummer dat van een wonderlijke diversiteit is. Zoekend
naar een noemer geloven we, dat behalve kwaliteit vooral tegen
draadsheid in aanmerking komt om als gemeenschappelijke factor
genoemd te worden.
Onze columnist Minor houdt zich weliswaar opvallend rustig, maar
in verhalen als Meneer Ter Horst woont hier niet meer van George ter
Horst, Kaïn Abel en de vrijheid van meningsuiting van Jan Kuipers
en De bevrijding van André van der Veeke wordt op een authentieke
manier uitdrukking gegeven aan gevoelens van verontrusting en ver
vreemding.
Maar daar gaat het in de moderne literatuur toch altijd over, kan
de tegenwerping zijn. Inderdaad, maar wij menen dat het iedere
keer weer een zegen is als auteurs erin slagen deze zaken op een
indringende manier te verwoorden. Het stukje proza van Ter Horst
is bijvoorbeeld net zo schrijnend als de verhalen van Jan Arends. En
Jan Kuipers gaat op een onconventionele manier de onvrijheid van
meningsuiting te lijf. Hij wil zich niet neerleggen bij de monopolie
positie van de moderne overheidsideologie, die als oplossing voor
alle kwalen chronische verdraagzaamheid voorschrijft en daarbij af
wijkende meningen criminaliseert.
Verder in dit nummer een smakelijk essay van Cees Maas over de
huidige opwaardering van dialecten in het algemeen en die van het
Zeeuwse dialect in het bijzonder. Verder doet onze correspondent in
Malta, Paul van Leeuwenkamp, verslag van zijn sf-bevindingen.
De poëzie in dit nummer is van Ine van Wijck en Wim van Leest.
Hoewel zeer verschillend van karakter geldt in beide gevallen de
kwalificatie: eigenzinnig en bezijden de hoofdstroom. In de afdeling
light verse debuteert een oude bekende, Theo Raats, met een tekst
over pijpleidingen en pijplijdingen.
Red.
3