De schittering
André van der Veeke
Mijn innigste contact met water? Als ik de eerste negen maanden
voor mijn geboorte oversla, dan moet ik een schoolreis naar De
Waranda noemen. Ik was elf jaar oud en mijn onderwijzer had als
bijnaam Pietje Puppe. Hij was een gezette man die de hele dag ver
stild achter zijn bureau zat. Als hij bewoog was het meestal om zijn
pijp te vullen of leeg te kloppen, om aandachtig een kleine vlam in
zijn tabak te jagen of om te pijpenkop van enige afstand te bestude
ren. Op de dag van ons uitstapje droeg hij zijn beste pak, of in ieder
geval een kostuum dat ik niet kende.
Ik stond die ochtend al vroeg onder een bewolkte hemel op het
schoolplein en wachtte de eerste opmerking af over mijn belachelijke
rugzak. Die rugzak was vast en zeker het oudste voorwerp bij ons
thuis en stamde nog uit de tijd dat mijn moeder als meisje met de
gidsen ging kamperen. Ik had zo'n vermoeden dat hij speciaal voor
meisjes was gemaakt en was bang dat een van mijn medeleerlingen
dat zou ontdekken. Niemand zei echter iets over het ding dat ik
onder mijn arm gepropt hield. Op het ogenblik dat de bus verscheen
durfde ik zelfs in de algehele euforie de slappe zak op mijn rug te
hijsen.
Het onderwijzend personeel begon zitplaatsen te verdelen, terwijl
op de stoep een lange rij ouders toekeek. Mijn moeder was gelukkig
thuisgebleven. Als zij in de buurt van school verscheen overviel
me altijd een wanhopig gevoel van schaamte. Dat had niets met
mijn moeder als persoon te maken. Ze was in die tijd een opvallend
knappe vrouw. Mijn klasgenoten beweerden zelfs dat ik de mooiste
moeder van alle jongens had. De schaamte was eenvoudigweg een
product van mijn onzekerheid. Ik vond, dat de werelden van thuis
en school absoluut gescheiden blijven. Zeker in mijn aanwezigheid.
Na vertrek bleef het in de bus opmerkelijk rustig. We mochten niet
van onze banken komen, we mochten niet snoepen, niet eten, niet
drinken. We mochten niet schreeuwen, we mochten niet zingen.
We moesten luisteren naar de chauffeur die ons iets over het reisdoel
zou vertellen. De geluidsinstallatie was echter van slechte kwaliteit.
Gekraak en geruis slorpte de stem van de chauffeur op.
"Ben jij al eens in de Waliranda geweest?" vroeg de dikke jongen
naast me.
Ik schudde ontkennend mijn hoofd.
"Ik al zo vaak," antwoordde hij.
33