Bezoek aan een
verlaten eiland
Wim Hofman
De kaart die ik heb is oud.
Het eiland is klein getekend,
de namen niet te lezen.
De stip die op een oog lijkt
Kan een dorp zijn, maar evengoed een waterput.
Het mondje is een baai.
Het land is fel geel gekleurd.
Het water blauw
van een hemel in de zomer,
van een winter als het vriest.
Op de grens van water en land
een zwart kruis. Daar
moet het zijn: x.
Geen mens te zien.
Krabben komen uit hun holletjes,
hoho, staan hoog op acht poten, pianovingers,
rennen steeds maar een klein eindje. Staan
plotseling stil, ze houden van syncoopjes.
Zij wagen zich niet ver van hun huis.
Ze sputteren een beetje
als het water erin loopt.
Meer niet. Wat dat betreft zijn ze murw
of onverschillig of hard geworden.
Menselijkheid is hen niet vreemd.
Ze hebben meer oog voor andere dingen.
56