Recht door zee
jan j.B. Kuipers
Onder zich hoorde hij de gehate voetstappen, hol in de vochtige
krocht van de poterne, de door massieve bakstenen beren ge
schraagde tunnel door de wal van de kleine veste. Haastig daalde
Arco Kaasenbrood een paar stappen het waltalud af, aan de buiten
zijde, de kant van de Schelde en het haventje waar de schilder
zojuist, kort na het aankomstsignaal van de pont, zijn ezel had in-
gevouwen. Vanaf de straatzijde, aan de kant van de veste, kon wie
opkeek hoogstens zijn hoofd en schouders zien, als Arco niet op tijd
wegdook, terwijl hijzelf het hele panorama in ogenschouw had: de
inmiddels zo cultuurhistorische kopjes van het plaveisel, de rijtjes
witgekalkte huisjes met rosse of leigrijze pannen, en in het centrum
de wat bredere Hoofdstraat die naar het Plein liep, het voormalige
exercitieterrein met de vlaggenmast, het waterstaatskerkje, het
schooltje en de muziektent. Tienduizend maal gezien, misschien
duizendmaal bewust geregistreerd, in alle gemoedsstemmingen. Nu,
vóór en onder hem, de rug van Jacob Boes, Artiest, die aan het
haventje het ene pittoreske Kottertje op rnst na het andere, al even
schilderachtige Mandje vis op kade produceerde, voor een internatio
nale klantenkring van meubelhandelaren, figuren met pleziervaart-
connecties, nostalgische émigrés en renteniers met gevoel voor
slechts die kunsten welke nog iets voorstelden wat je kon herken
nen, want de rest was rommel.
Wat ze gelijk hadden. Ampele rechtvaardiging ook voor gindse
kunstenaar om zich te tooien met een bovenmaatse zwarte schilders
baret, waarvoor men zich zelfs op de toeristenmarkt van Montmartre
zou schamen. Nee, daar beneden liep niet de kunst, maar de schijn-
bohème, een belachelijk oubollige pastiche van de kunst, meende
Arco. Reden genoeg om bij de aanschouwing van gene Wandelaar
met schildersezel tevreden te zijn met zijn eigen bestemming als hou
der van het plaatselijk Administratiekantoor, ware het niet dat de
zelfbewust over de kinderkopjes voortstappende schilder kon bogen
op populariteit en succes. Vooral lokaal weliswaar. Maar de wereld,
dat is de plek waar je bent. En de schilder wist terdege waar hij was.
Arco Kaasenbrood diende hem in het vizier te houden, daar hijzelf
elke dag minder begrip had van de eigen positie, uit koers geslagen
als hij was door 's kunstenaars zware plons in de rimpelloosheid van
zijn gemoed, toen, die dag. En ineens, als getroffen door de pijl van
Arco's haat, keek de schilder op en achter zich. Arco Kaasenbrood
9