"Jij bent toch de broer van Marcel?" vroeg ze. Ik zette mijn bril op: "Neem me niet kwalijk dat ik je niet onmiddel lijk kan thuisbrengen." "Maria," zei ze. "Ach natuurlijk." Maria vervolgde: "Heb je een probleem met je fiets?" Ze vertelde dat ze om de hoek woonde en bood aan dat ik mijn fiets bij haar voor de deur kon stallen. "En wacht dan even tot de regen over is," zei ze. De kamer van Maria's huis was klein. Vanuit de keuken vroeg ze: "Hoe is het met Kibo?" "Dat je zijn naam nog weet. Het gaat prima met hem." "Het is een lekker ventje." "Heb je zelf kinderen?" "Nee." Ik kon niet nalaten te vertellen dat ik me herinnerde hoe teder ze met Kibo omging. "Je zou zelf moeder moeten worden." "Ach." "Te druk met de politiek? Geen tijd voor kinderen?" "Ik heb het razend druk met de politiek," zei Maria, "maar soms vraag ik me af of ik al mijn energie steek in datgene wat werkelijk belangrijk voor me is." "Je zou wel kinderen willen hebben?" "Ze komen niet uit de lucht vallen." "Gelukkig niet, maar een vent kan wonderen doen. Je hebt toch een vriend?" "Ja, maar dat helpt niet." "Wil hij geen kinderen?" "Dat wel, maar het lost niets op." "Hoezo?" Maria vertelde dat ze niet goed kon beslissen wat ze wilde: politiek was haar grote passie, maar als ze in de buurt van kinderen kwam, wat niet vaak gebeurde, raakte ze in verwarring. Het bracht iets in haar omhoog, wat ze niet kon definiëren - een verlangen. "Het is zo egoïstisch," zei ze, "om een kind te willen, terwijl er zoveel gedaan moet worden voor de toekomst van Haarlem. Vaak heb ik het gevoel, dat ik niet zo zelfzuchtig mag zijn. Van de andere kant, tja, ik weet het niet. Daarom heb ik besloten om het aan het toeval over te laten." "Wat is toeval?" "Af en toe geen voorbehoedsmiddelen gebruiken; gewoon vergeten 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2001 | | pagina 32