Een maand later belde Maria voor een afspraak. We zouden elkaar
ontmoeten in een eetcafé aan de Botermarkt. Ik was blij dat ze belde,
want ik miste haar. Op het terras was Maria niet te bekennen. Ik
bestelde een biertje en wachtte. Ik bestelde nog een biertje. Maria
kwam niet opdagen. Vloekend fietste ik naar huis.
"Wat ben je vroeg thuis," zei mijn vrouw, die dacht dat ik met col
lega's uit eten was.
"Ik heb hoofdpijn," mopperde ik.
Aanvankelijk dacht ik dat ze me gewoon had laten barsten, maar
later werd ik bezorgd. Via-via had ik gehoord dat er een onderzoek
liep tegen sommige personen van 'Vrij Haarlem'.
"Er is niets aan de hand," zei Marcel, "Ze is gewoon op wereldreis. Te
lang, te hard gewerkt en vertrokken. Zo is ze. Als ze het in haar kop
krijgt, vertrekt ze met de noorderzon."
Twee jaar later ging ik op werkbezoek in de Bijlmerbajes. Bij Justitie
waren we bezig met een project over gedetineerde vrouwen met kin
deren. In de Bijlmerbajes is daarvoor een speciale afdeling. Op ons
verzoek zouden we niet alleen met de staf van de afdeling praten
over hun ervaringen, maar ook met enkele gedetineerde vrouwen.
In de vergaderzaal waar we al enige tijd met de staf spraken kwamen
twee vrouwen binnen. Eén hield een kind op haar arm. Ze draaide
zich om. Ik trok bleek weg toen ik zag dat het Maria was.
"Wat doe jij hier," vroeg ik verbaasd.
"Ach," zei ze, "te fanatiek in de politiek en dingen gedaan die de
rechter niet goed vond."
"Ik dacht dat je een wereldreis maakte."
"Tja."
"Is dat jouw kind," vroeg ik. De vraag was overbodig. De tedere
manier waarop ze het meisje vasthield, liet geen enkele twijfel.
"Het toeval is toch jouw kant opgerold," zei ik.
"Je had gelijk," zei Maria, "het lag niet aan de armatuur."
"Ik wil het niet weten," zei ik.
"Je hoeft het niet te weten," antwoordde Maria en gaf het ventje een
kus.
35