zelfs aanvoerder van een koloniale lobby. Waarom is Veth nooit zelf naar Indië geweest, vroeg Jan Blokker zich in navolging van Busken Huet in De Volkskrant af. Hij zag die vraag niet door Van der Velde beantwoord. In feite echter heeft de auteur dat antwoord impliciet gegeven. De gezondheid van Veth liet vaak veel te wensen over. En was er niet iets met hem aan de hand (astma), dan wel met zijn vrouw of kinderen. In zijn epiloog typeert Van der Velde Veth als een geleerde die deel uitmaakte van een groepje liberale intellectuelen, dat het prestige van Nederland in de 19de eeuw hooghield. Veth bevond zich in de voorhoede van die groep. Zijn voorspelling dat Nederlands-Indië een goudmijn zou blijken voor wetenschappelijk onderzoek, kwam later uit. Via zijn biografie krijgt Veth de plaats in de geschiedschrijving die hij verdient, namelijk die van grondlegger van tal van specialis tische wetenschappelijke disciplines. Als slotopmerking dit: het boek is onderhoudend geschreven, in soepel, helder Nederlands. Bij de omvang is aan de menselijke maat gedacht. Alleen daarom al is het boek een verademing, vergeleken met de tal van topzware, literaire biografieën die de laatste tijd verschijnen. Een Indische Liefde - P.J. Veth [1814-1895] en de inburgering van Nederlands-Indië; Paul van der Velde, Uitgeverij Balans, 2000. Ook verschenen als proefschrift te Leiden. 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2001 | | pagina 39