Vran Mouw richt zijn blik op de torenspits en wandelt de polderweg
af. Links van hem een kreekje. Winterganzen gakkend hoog, on
zichtbaar in de lucht. Eindelijk denk ik niet. Dat zijn waarschijnlijk
momenten dat ik leven kan met mijn leeggeschraapte Ziel.
Op datzelfde moment - zo heb ik begrepen van de politie - moet een
opgetutte dame van middelbare leeftijd haar onthutsende verslag
hebben staan doen in de Wereldwinkel tegenover mijn huis aan de
dienstdoende agentenman. Dat zij juist belde naar haar echtgenoot
wat te doen, nu zij pech heeft met de auto; dat alle boodschappen er
nog in zitten toen zij mij met mijn kale kop en roze litteken uit
mijn ouderlijk huis zag komen om zomaar met haar auto weg te rij
den. Haar opwinding en bij na-verdriet ontaarden in een klaagzang,
wanneer zij zich realiseert dat haar King Charles Spaniel Cavalier
puppy, Jantien genaamd, zich ten tijde van mijn diefstal op de ach
terbank bevindt. De klopjacht is geopend.
Mij niet bewust van deze menselijke tragedie stap ik rustig verder,
wanneer ik rechts in de berm een amorfe, met zwart-wit gewaad om
wikkelde hoop materie ontwaar. Ik ga niet harder lopen, doch
speculeer mijns ondanks over hetgeen ik gestaag nader: een stapel
gedeeltelijk witgekalkte autobanden? een met landbouwplastic ver
pakte hoop mest waartegen restanten witte muurverf zijn gekwakt?
overblijfselen van een carnavalswagen verbeeldend de Overgave en
de Dood van de ambitieuze akkerbouwer of is het, bij nadering
van dit onbekende object, of is hethet dode lichaam van het rund
de Koe? 't Is een Koe, wat daar als afval ligt opgetast. Zij ligt op haar
zij, preuts haar vier poten ingetrokken tegen haar lichaam.
Vran Mouw gaat op het koeiebeest zitten en steekt een Belga op.
Hij overziet het polderlandschap, sombert formuleert zijn Doods
verlangen als een maatschappelijk ondergewaardeerd streven, neemt
een teug melk, en voelt zijn hand verwarmd worden door de harige
runderhuid. Hoelang blijft een mens warm na zijn dood? mijmert
Vran Mouw, wanneer de koe minzaam antwoordt:
ook daarin verschillen mensen weinig van ons, beste vriend.
Mag ik U uitnodigen even op te staan? Ik wil mijn houding aanpas
sen aan Uw wens mij als bank te gebruiken. Mijn achterpoten gaan
'slapen'."
9