een joelende bal op hem af. Een Indian Summer als geen jaar ooit
tevoren aan Holland had geschonken. Jammer dat hij atheïst was.
Op momenten als deze was er niemand die je kon bedanken voor
deze mooie wereld. De stoffige ontploffing van de nazomer was zo
stil, zo heerlijk langzaam, dat hij niet wist wat hem overkwam. Nou
ja, stil. Vogels hielden hun snavel maar niet. Pirix pirix tjuwie tjuwie
titjuwuwu tlie tluu tlie titiktiping tjulilililili tèk tok tèk tek tek trrk trrk trrr
tr rr titiwu pikwie? pikwieie?
Uit bomen in moeilijke houdingen dwarrelden onder slordig ge
prevel allerlei met gouden spinnetjes bestoven stukjes en beetjes
blad, tilden zich halverwege zwevend, soms nog zuchtend, even op,
streken dan een tijdje, eerst nog ritselend reuzelend, over de weg om
tenslotte, bereid te verteren, in de vochtige schaduw te gaan liggen.
De bomen, enkele nog besponnen met lichte mist, hadden het nog
niet koud. Ze liepen zelfs mooi rood aan. Wat zette het bos een
mooie pruik op. De goudbrokaten zoom van zijn kleed veegde de
bladeren van de grond weg. Langs de hele weg hoorde hij hun
ademen. 'Haast je, haast je,' riep het roestig, goudkleurig, helrode
ballet van loopse bladeren in de wind, 'wij sterven.' Ze wielden in
kringetjes rond. De herfst rende als een herdershond achter de
wielen aan. Hij zag al die bladeren wentelen over de grond en raakte
gehypnotiseerd van hun bewegingen. Een blad, een tweede blad, een
miljoen bladeren. Eén daarvan ben ik, dacht hij. En het doet er niet
toe of en wanneer ik ga. Gaan doen we allemaal. Met stok of zonder.
Rechtop of gebogen. Helder van blik of met befloerste ogen.
Een braam proevend dacht hij: 'Er klopt iets niet.' Een ijl tureluren-
de merel zat in de lijsterbes. Met zijn blauwe vingers en bramensap
langs de polsen, Blauwbaard der bramen, voelde hij zich door de
vogel op snoepen betrapt. Hij keek op. De vogel hield zijn bek. Hoe
plomp en log was een Jumbojet vergeleken met een vogeltje! Het
dier, niet groter dan een theekopje, draaide ineens zijn kopje, 't Was
duidelijk dat het elders wat waarnam. Het zette 't op een vliegen
om zijn driftige revolutie in de gelagkamer van een kastanje, van
gebrande okers en van geroosterde siena's, voort te zetten.
Een kikker in solopartij, melancholiek gestemd, blies zijn keelzak
vol. Langs een duistere berm, waar 's avonds paren lagen die zich
hartstochtelijk hijgend voortplantten, tussen wat warrig oud roest
15