van normale mensen mij zou redden, maar ook dat mocht niet
baten. En ook daarna, weer terug in de eigen routines van dagelijkse
Arbeid en Gezin, is het niet meer goed gekomen. Integendeel. In de
jaren die daarop volgden werd mijn verslaving hardnekkiger. De
verknipte afbeeldingen van mail-art verknipten mij verder, de schil
derijen en gedichten van Hans Verhagen maakten ook van mij een
junk voor het leven. Het literaire ongedierte dat Lou Vleugelhof on
der allerlei Zeeuwse stenen vandaan haalde, interesseerde me zelfs.
Ik liet mij "neukedeunen" welgevallen, verhalen over voetbal, ge
dichten zonder titels, militaristische verhandelingen over soldaten
en kritiek op de pogingen Kosovo te bevrijden van dictatuur en ge
nocide. Ik moest grijnzen om het moddergooien naar de Zeeuwse
omroep, wat toch een zeer eerbare instelling moet zijn, en tal van
reisverhalen gaven mij LSD-achtige hallucinaties van vreemde plaat
sen vol kronkelend water - zeearmen in Zeeland, fjorden in Noor
wegen, rivieren in China. Zelfs het opduiken van Family, een al bij
na vergeten popgroep waarvan de zanger er prat op ging dat hij zo
goed kon schreeuwen, kon mij niet ontnuchteren. Maar het bleef
niet alleen bij passief consumeren!
Zoals elke junk zichzelf probeert te rechtvaardigen door de bron van
zijn ondergang als een bevrijdend heilsmiddel aan anderen te slijten,
zo begeef ik mij tegenwoordig ook op de schoolpleinen van de lite
ratuur. Op literaire avonden en middagen in kleine achterafzaaltjes
loop ik vriendelijk glimlachend rond. Ik blijf op de achtergrond en
luister ogenschijnlijk aandachtig en belangstellend, maar in werke
lijkheid ben ik geheel gericht op de Ballustrada die ik in mijn tas heb
verborgen. En wanneer er dan in de pauze koffie wordt gedronken,
de optredens van de literatoren in spé beschaafd worden besproken
en de aanwezigen in slaap zijn gesust door de niet-bedreigende uit
straling van zowel de ten gehore gebrachte literatuur als mijn ge
moedelijkheid, dan sla ik toe. Dan praat ik een potentieel slachtoffer
vriendelijk weg uit de drukte van het gezelschap, bij voorkeur naar
een stille hoek of anders naar de bescherming van wat tafeltjes, en
zodra zijn laatste terughoudendheid is weggepraat, schuif ik het hem
toe: het laatste nummer.
Zo draag ik tegenwoordig actief bij aan de verspreiding van dit lite
raire virus. En ook heb ik mij, geheel conform de regels van onze
sekte, een schuilnaam aangemeten, eentje die met evenveel zorg is
gekozen als die van de redactieleden. Want al wekken mijn daden
een andere indruk, ik blijf mij verzetten tegen hun nefaste invloed,
32