In ieder geval wist het noodlot hem te vinden. Kort nadat hij om gezondheidsredenen afscheid had genomen van het onderwijs ver dween zijn enige kind, zijn dochter. Ook zij was geen opvallende verschijning geweest. Ze droeg weliswaar de breekbare naam Elise, maar ze was zo'n type waarvan iedereen dacht: haar zal nooit iets bijzonders overkomen. Hoewel ze uiterlijk niet op haar vader leek, overtrof ze hem - haar leeftijd in aanmerking genomen - nog in kleurloosheid. Ik herinner me een flets blauw jack, donker sluik haar, een lang bleek gezicht. Ik wist natuurlijk niet wat ze uitvoerde. Voor haar verdwijning had ik nog nooit over haar bestaan nagedacht. Voor mij was ze een scha duw die een paar keer per dag voorbij fietste. Later hoorde ik dat ze op een kantoor bij een verzekeringsmaatschappij werkte. Op een avond was ze niet op de gebruikelijke tijd van haar werk thuisgekomen. Een dag later toonde de regionale tv-omroep een schimmige gezinsfoto met haar omcirkelde hoofd. Vervolgens meld de zich een buschauffeur bij de plaatselijke politie. Hij bevestigde dat het meisje op het tijdstip van verdwijning in zijn bus was gestapt. Als enige passagier was zij in Antwerpen uitgestapt. En daar stokte het onderzoek, zoals het in het jargon heet. Slagzin hoorde nooit meer iets van zijn dochter. De meest wilde geruchten deden na haar verdwijning de ronde. Het meisje zou ontvoerd zijn door een 'loverboy' en al lang in een bordeel zijn ondergebracht. Ze was gesignaleerd in de buurt van de Antwerpse haven, in het hoerenkwartier. Er zou sprake zijn geweest van ruzie en zelfs van een vechtpartij tussen Slagzin en zijn dochter. Daarom was ze met het eerste het beste vliegtuig naar Brazilië uitgeweken. Slagzin zou zijn dochter misbruikt hebben, hoorde ik op een dag. Niemand kon het bewijzen, maar het nieuwtje werd gevreten. Na deze laatste aan tijging dreef de bui snel over. Andere sensationele ontwikkelingen trokken in ons stadje de aandacht. Er vond een schietpartij plaats op de markt. Resultaat: twee doden. Tegen dit geweld had het leed van de familie geen schijn van kans. Collecte, veronderstelde ik een paar uren later, toen de bel ging. Ik liet mijn computer in de steek, rende de trap af en zocht intussen in mijn zakken naar wat kleingeld. Toen ik de deur opende, deinsde ik terug. Daar stond Slagzin. Het viel me op dat hij een beetje loensde. Voordat hij sprak schraapte hij zijn keel: 'Toen ik voorbij fietste zag ik wat in de voortuin liggen. Ik dacht, ik bel maar even aan.' 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2001 | | pagina 40