Het lachende eiland
Cees Maas
Iets was er niet pluis. De man voelde het op het moment dat hij de
veerboot verliet en zijn rechtervoet op het eiland zette. Er zweefde
iets in de wind. Iets schuurde de dag wat ruwer. Iets raakte hem aan.
De man merkte het aan de buitenkant van zijn maag. En het was
niet aangenaam.
Een kort weekend op een eiland zou hem zeer bekomen, had hij
thuis bedacht. En hij was opgewekt te scheep gegaan in een sombere
haven.
Dat misschien, was al een voorbode geweest, maar de man weigerde
zijn zondaggevoel prijs te geven aan depressieve indringsels. Ook de
motregen die zijn gezicht streelde toen hij aan de reling het eiland
langzaam zag opdoemen, begroette hij tamelijk onbevangen.
'Motregen is rotregen,' dacht de man. Maar hij glimlachte.
'Nee,' gromde het heerschap. En hij ging verder met zijn kruis
woordpuzzel.
De man keek hem stomverbaasd aan.
'Maar u verhuurt toch fietsen?' probeerde hij, en wees naar de rij
wielen die keurig in een rijtje voor het kraam stonden geparkeerd.
'Nee,' gromde het heerschap weer, zonder op te kijken.
'Wat raar,' antwoordde de man.
Er kwam geen enkele reactie meer van de eilander.
De man liet de botterik aan zijn puzzel en hees zich in de bus die
hem naar zijn appartement zou brengen.
Oh ja, hij had verhalen gehoord over de eilanders. Positieve verhalen.
Dat ze zo lekker onafhankelijk waren. Dat ze zich niet lieten ringe
loren. Ze bleven altijd zichzelf. Deden geen concessies. Zo heerlijk.
Want waar zag je dat nog vandaag de dag? Dat maakte een vakantie
naar het eiland ook zo verfrissend. Exotisch haast. Dat vertelden ze.
'Nee,' zei het bedienmeisje bij de bakker. Ze was amper zestien, maar
het nee kwam eruit alsof het al een heel volwassen leven veelvuldig
en met veel plezier gebruikt werd.
'Maar...' stamelde de man 'dat is toch een heel normale vraag?'
'Vandaag niet,' bitste het wicht.
Ze keek alweer naar de volgende klant.
'Zeg het maar,' snauwde ze.
De klant kromp ineen en fluisterde zijn bestelling.
43