kan hij me niet meer bedriegen met een ander', kon ze niet nalaten er aan toe te voegen. Ik voelde de loensende blik van de buurvrouw op me gericht, terwijl ik me tevergeefs probeerde te verliezen in het kleine landschapje dat tegen de muur naast de keuken hangt. Gêne went nooit." "Ik durf amper nog naar dit vel papier te kijken, uit angst dat ik de klap mis. Ik fixeer me op de muur achter haar en verbaas me er over en maak me boos dat hij nog steeds staat. Terwijl ze me als altijd de oren van het hoofd kletst, dans ik in gedachten met die lelijke feeks die mijn twodlot is, in de hoop dat ik haar tot die ene toevalligheid kan verleiden; die ene belabberde bestuurder die in onze bocht zijn aandacht op iets anders richt. Met dat doel voor ogen wil ik Klaartje wel bedriegen en flirten met een ander; flirten met het lot." Hier hielden de memoires van mijn oom abrupt op. Helaas had hij zijn vellen niet gedateerd, waardoor ik niet kon afleiden of deze laatste zinnen op de bewuste middag waren geschreven, dat hij zich wat draaierig voelde. Was hij duizelig van de dans die hij beschreef? In ieder geval zal tante Klaar wel ongestoord door hebben gepraat, terwijl haar man in elkaar zakte op de fauteuil aan de achterzijde van de woonkamer. "Klaar, ik heb het zo warm", moet hij gezegd hebben, anders was het haar nooit opgevallen dat haar man een hartaanval kreeg. Ze is toen behoorlijk in paniek geraakt, want de medewerker van de alarmlijn kon geen touw vastknopen aan de wilde stortvloed van woorden, vernam ik later. Door middel van nummertracering werd hun adres achterhaald en een ambulance gewaarschuwd. Hoe het toen zo gruwelijk mis is kunnen gaan, kon niemand me met zekerheid vertellen. Volgens de buurvrouw wilde de ziekenauto op volle snelheid een auto inhalen, die, nerveus door de sirene en zwaailichten, onhandig vaart minderde. De bestuurder van de ambulance had niet gezien, dat die voorgevel zo dichtbij stond. Ja, ik trof een chaos aan in het huis van ome Sus en tante Klaar. Ik stelde me voor hoe het moet zijn gegaan, waar de echtelieden lagen in de kamer. Ik bekeek de ingestorte muur en de fauteuil waarin ome Sus werd gevonden, onaangetast door de klap. Zou hij het uit elkaar barsten van de muur nog gezien hebben? Zou zij zich een moment bewust zijn geweest van hetgeen zich in een flits voltrok achter haar rug? De mensen die het antwoord kennen, liggen in het graf. Ik heb hun uit de krant geknipte overlijdensadvertenties samen met het korte manuscript van mijn oom in een grote envelop gedaan en die envelop weer in een doos met prullen. Je moet toch ergens beginnen met opruimen. 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2001 | | pagina 54