ik niet aanwezig ben. Achter de stand hangt een kleine poster, ge
baseerd op het thema van de boekenweek, de liefde, maar de poster
met de regel 'Een hoofd vol appelmoes', de slotregel van een gedicht
van mij, die hangt er niet. Dat is toch vreemd. Die poster hebben ze
pas gemaakt en nog maar een week of wat geleden heeft een van
de redacteuren ervan twee exemplaren bij me afgeleverd. Zouden dat
de enige exemplaren zijn? Heeft mijn gemailde commentaar dat ze
eigenlijk ook de auteur van dat zinnetje hadden moeten vermelden
ertoe geleid dat ze de poster toch maar niet in productie hebben ge
nomen? Dat zou weer typisch iets voor mij zijn. Edwin Verhoeven
zit achter de tafel, druk in gesprek met een mederedacteur. We groe
ten elkaar en even heb ik de neiging hem naar 'mijn' poster te
vragen, maar in plaats daarvan loop ik verder, neem een foldertje
over de 33e Poetry International van een stapeltje dat ergens in een
hoek ligt, even later nog eentje over het Sunsation Festival in Lely
stad. AI slenterend lees ik de folders diagonaal en stop ze dan in het
linnen tasje dat ik voor het verzamelen van nieuwe aanwinsten heb
meegenomen. Bij een andere stand liggen een aantal boekjes van
Theodor Holman die ik nog niet heb. Ondanks zijn wat eenzijdige
thematiek, bevalt zijn proza mij en ook deze boekjes worden toege
voegd aan mijn lijstje van later te kopen.
Plotseling sta ik oog in oog met Edith Knaack. Ze zit achter een van
de stands, een korte tafel geheel gevuld met de twee dichtbundels
die ze heeft uitgegeven. We kennen elkaar van de optredens die de
vereniging Taaipodium eens in de twee maanden organiseert, maar
hebben nooit een woord gewisseld. Ze leidt aan een hersenziekte,
Autosomaal Dominant - overerfelijke - Cerebellaire Atrofie/Ataxie,
waardoor ze moeilijk spreekt, iets wat ze bij al haar optredens ver
klaart. Een deel van de opbrengst van haar bundeltjes is bestemd
voor een vereniging die zich bezighoudt met die ziekte. Haar ge
dichten hebben meer met haar ziekte dan met poëzie te maken en
haar optredens roepen altijd een soort schaamte bij me op. In de
schaarse drukte van die poëzieavonden heb ik haar dan ook altijd
ontweken, maar nu staan we dan plotseling oog in oog en ondanks
de neiging om snel door te lopen wisselen we enkele zinnen. Het
kost geen geld om zo'n stand te krijgen, maar je moet er wel de hele
avond bij aanwezig zijn. Als een verpleegster bij een ernstig zieke
patiënt wisselt zij haar dienst af met haar vader.
Ik loop door zonder een bundeltje van haar te hebben gekocht en
merk even later dat Alice bij het standje van Edith is blijven staan,
13