rond twee uur optreedt. Richelieu van Londersele is een naam die je
niet makkelijk vergeet en ik weet dat hij wordt vermeld in Fandata,
de meest uitgebreide bibliografie van Nederlandstalige fantastische
literatuur. Ik heb zelfs een boek van hem, maar weet niet of ik het
al gelezen heb. Is het SF, fantasy of horror? Ik overweeg het hem te
vragen, maar in plaats daarvan, mij plotseling opdringerig te veel
voelend bij de Vergeren, die hier tussen hun vrienden en bekenden
zo duidelijk in hun element zijn, stel ik Alice voor weer eens verder
te gaan. Bij de stand van Broese kijk ik of het boek van Koen er ligt
en dat is inderdaad het geval. Opnieuw wordt mijn lijstje met te
kopen boeken uitgebreid.
De zaal weer in. Opnieuw een plaatsje op de stenen trappen. Ik ben
de volgorde van de optredens kwijt en weet niet meer wie er eerder
of later kwam. Nachoem Wijnberg leest analytische poëzie die wel
licht goed past in deze tijd van procesanalyse en reorganisaties, maar
mij spreekt het niet aan, ook het gedicht in de verzamelbundel niet.
Anneke Brassinga vind ik veel intrigerender. Met haar steile haar, dat
voortdurend voor haar gezicht wappert, en haar scherpe stemgeluid
staat ze achter de katheder als een heks die het publiek met tover
formules bezweert. Uit haar optreden dringen gymnasiaal verheven
termen als 'poëzij' en 'gluipen' tot mij door, die echter in contrast
staan met directe formuleringen als 'God allemachtig, je kan me
gestolen worden'. Het blijkt uit Tot God te zijn, het gedicht in de
verzamelbundel. Een gedicht dat staat als een huis. Zij logenstraft
mijn eerdere overwegingen over vrouwelijke poëzie. Ik moet meer
van haar gaan lezen, ze lijkt me meer dan de moeite waard. Wim
Hofman leest vertalingen van Jacques Prévert. Het korte, ogen
schijnlijk zo eenvoudige 'Paris at night', alweer uit de verzamel
bundel, maakt later grote indruk op me. De poëzie van Hans Tentije,
net als ik ooit gedebuteerd bij Opwenteling, is vierkant en degelijk,
bevat op het gehoor niets om kritiek op te hebben maar ook niets
om mee weg te lopen. Joke van Leeuwen keft als een viswijf gedich
ten die grappig en dus toegankelijk moeten zijn. Ik herinner me haar
optreden op een vorige Nacht als leuk en onderhoudend, maar nu
irriteert ze me. Toch zit ik haar uit.
Voor we naar boven gaan, ga ik eerst naar het toilet. In het hoekje
voor het herentoilet wordt Theodor Holman geïnterviewd door een
dame. Met een chagrijnig gezicht leunt hij onverschillig tegen de
18