Kuipers en Jan Eijkelboom gemist. En Eddy van Vliet, wiens bloem
lezing Poëzie is een daad van bevestiging bij mij de poëzie weer deed
opvlammen.
Hoog Catharijnen verlatend zie ik een bordje dat wijst naar de
ingang waar ik in het begin van de avond aansloot: genodigden.
Nee, dat ben ik nog niet. Bij de fietsenstalling betalen we de toeslag
voor de nacht, want het is al bijna half drie.
In tegenstelling tot de heenweg fietsen we vrolijk en ontspannen
naar huis. Het is droog en niet koud, en ergens vroeg op de avond is
mijn hoofdpijn verdwenen. Zelfs het besef dat ik in mijn plotselinge
haast ben vergeten dan in ieder geval het boek van Reinder Blijstra
te kopen, bederft mijn stemming niet.
Ik vraag mij af of het wel leuk is, zo'n werkdag aan poëzie. Nu al
zijn de zinnen van de dichters vervaagd, is de strak geregisseerde
volgorde van hun optreden vermengd tot een caleidoscoop van in
elkaar overlopende beelden en stemmingen. Blijkbaar kan ik mij niet
in voldoende mate concentreren om al die uiteenlopende poëzie in
mij op te nemen. Het is te veel en eigenlijk vind ik kleinere manifes
taties, met zo'n vier of vijf dichters, meer dan genoeg. Ik herinner
mij dat zelfs één enkele dichter, C.O. Jellema in mijn geval, al meer
zinnen voorleest dan ik kan onthouden. Ik ben nu eenmaal een lezer
en herlezer en, vooral bij gedichtenbundels, iemand die ongestruc
tureerd snuffelt aan woorden en zinnen. Van mijn favoriete dichters
ken ik geen enkel gedicht, geen enkele zin uit mijn hoofd. Zelfs mijn
eigen gedichten ken ik niet. En toch is de Nacht van de Poëzie in al
haar overdaad een gebeurtenis, getuige ook de hoofdpijn die zo snel
verdwenen was. Hoe diep ze ook reikt en hoe snel ze ook weer
vervluchtigt, de poëzie van al die verschillende dichters creëert een
atmosfeer die anders is dan de natuurkundige atmosfeer van mijn
dagelijks bezig zijn. Hoe ingehouden of expressief het optreden van
de dichter ook is, steeds weer roept hij of zij verwondering en
bewondering op, verbaas ik mij erover dat iemand voor zo'n grote
menigte durft te gaan staan met slechts een mondvol woorden,
zinnen waar nauwelijks een ijkpunt voor geldt, die door sommigen
worden bejubeld en door anderen verguisd. Ik zou het niet elke
maand willen ondergaan, maar neem mij toch voor volgend jaar
weer te gaan, hopend dat de verjaardagen geen roet in de poëzie zul
len gooien.
21