Avanti
Jan J.B. Kuipers
Dat hele, aan de opbouw van het schip ontspruitende spul van
antennes, grote en kleine radar, kompashuis en omfaleske bollen
voor de satellietcommunicatie leek te duiden op uiterste doel
gerichtheid en een tegelijkertijd haast fobisch verlangen tot perma
nente verbinding met de rest van de wereld. Terwijl ons doel toch
uitsluitend behelsde het ten anker gaan in elke ansichtkaart, al
vorens te arriveren in de haven van vertrek, op dezelfde plaats aan
exact dezelfde kade. Doorgaans voelde ik me er weinig op m'n ge
mak, in de ansichtkaarten; ook mijn gang over vreemde kaden, op
weg naar plaatsen van cultureel of esthetisch belang, bood meestal
een door hapering en weifeling verknoeide tred, een kinetiek die
daarom eerder passend was op zee dan aan de wal waar men het
maar voor het voortgaan heeft, dondert niet waarom of waarheen.
"Maar ook op zee," legde ik op zee uit aan mijn tafelgenoot de heer
Bakker, "verlang ik bij al dat rumoer van wind, watergebruis langs de
boorden, gekwetter als van tongentaai, kletterend glaswerk en bestek
dan vaak weer naar die allerdiepste, groene stilte van een meertje
tussen riet en bosschages, met op de achtergrond eventueel een
glooiing of matige helling. Het incidenteel pietsgeluid van de rie
men, de rimpeling door mijn bootje op het wateroppervlak gebracht
- het lijkt alleen bij te dragen aan die bodemloze rust, die absolute
inkeer van de namiddag omtrent theetijd. Soms staar je over het
boord en zweemt er pal onder het oppervlak dat haast maanvormig,
schubbenbleek gelaat waarin je makkelijk dat van je door tijd en
leven verteerde vader herkent, een beetje opheliaans misschien, u
kent mogelijk dat schilderij van Millais, maar dan natuurlijk niet
met die hevige kleuren en al die bloemen, maar onnadrukkelijker en
veel dubbelzinniger, zeer flets en doortrokken van, u weet wel, 'de
spiegel-rust van dieper meren'."
"Wat doen we als voorgerecht, Riet?" zei de heer Bakker tegen zijn
vrouw tegenover hem, terwijl de contouren van Capri of Mykonos
het raam binnengleden.
"Die makreelsalade lijkt me wel wat, of de ham met meloen."
"Ja, de rest is niks. Maar die ham daar kun je makkelijk in stikken,
kijk uit."
"We kunnen ook allebei iets anders doen. Ik het ene en jij het andere."
Dat waardeerde ik nu zo aan de heer Bakker: zijn zeer overtuigde,
kalme afwijzing van alles wat de dagelijkse behoeften, beslommerin-
21