bereid. De avond ervoor had ik het pakje brood opgegeten dat mijn vrouw voor me had klaargemaakt. "Zal ik toch maar met je meegaan en wat meenemen voor morgen?" had ze gevraagd. "Nee, laat me nou maar," had ik gezegd. Plezier kan ik wel met iemand delen, maar geen heimwee. Nu had ik niets voor het ontbijt, geen brood, geen beleg, geen thee of koffie. Ik deed het schuurtje open. Eén fiets met lekke banden. Aan een haak een oude boodschappentas. Ik besloot naar het winkeltje te gaan lopen. Vroeger kon je achterom door de velden, nu was alles volgebouwd met riante villa's, tweede huizen, groter en comfortabeler dan het permanente, toch royale huis waar Gerard en Kristien de laatste tijd hadden gewoond. Ik moest nu omlopen langs Strandweg en Vuurtoren. Bij de duinovergangen stik te het van de Nederlandse, Duitse en Belgische auto's. Het Deltaplan had Zeeland beveiligd maar ook verpest. Bij het winkeltje waar ik in een vorige vakantie dagelijks Trouw voor mijn zwager had gehaald, kocht ik een paar broodjes, een stuk kaas en koffie. Ook daar stikte het van de mensen en geparkeerde auto's. Het begon plotseling te stortregenen. Dat had ik er maar zelden mee gemaakt. Kristien had vaak gezegd: "Hier schijnt altijd de zon." Voor zover ik me kon herinneren was dat ook zo en De Bilt had een keer bevestigd dat het aantal zonne-uren hier groter was dan in de rest van Nederland. Naar het landje teruggekeerd ging ik het huis binnen, want ik wilde aan de tafel ontbijten waar Gerard en Kristien, mijn vrouw en ik zo vaak hadden gegeten. Gerard liet mij altijd de wijn uitkiezen. Omdat ik een huisje in Frankrijk heb, zag hij me aan voor een wijnkenner. Op een van de foto's zitten we met z'n drieën aan tafel. Fotograferen nam bij hem altijd zoveel tijd in beslag dat onze ogen strak van vermoeidheid in de lens kijken. In de albums kun je zien welke hij gemaakt heeft. Ik was te rusteloos om aan tafel te blijven zitten, nam zo af en toe een hap van mijn broodje, een slok koffie, liep wat rond door het huis en keek door de ramen. Daar had de tent van Jan Peter gestaan en daar de caravan van Bart. In de gang zag ik nu de witte rechthoek waar de tekening met grappen had gehangen en in de slaapkamer het olieverfschilderij dat ik eens van mijn zus had gemaakt terwijl ze op een stretcher lag te zonnen. Hoe oud was ze toen geweest? Een jaar of veertig. Het viel me op dat de bomen op de achtergrond zoveel slechter waren geschilderd dan de boom, scheefgegroeid door de heersende wind, die Gerard had geaquarelleerd en die op zijn 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 14