overlijdensbericht was afgedrukt. Na het ontbijt brak de zon door. Ik deed mijn schoenen en kousen weer uit en liep over het nog natte gras het terrein rond, hier en daar bij de struiken op scherpe takjes trappend. Weinig bramen dit jaar. Ik plukte er zo af en toe een die rijp was. In Frankrijk maakte mijn vrouw altijd een heleboel potten bramenjam en bracht verslag uit over het aantal, zesentwintig of zo. In Haamstede deed Kristien dat ook en had er altijd veel meer gemaakt, wel veertig! Als we een sterk verhaal vertelden, overblufte zij ons met een nog sterker verhaal. De laatste keer dat we haar zagen, had het ons aangegrepen dat ze toen nauwelijks meer reageerde. Twee uitzonderingen. Toen ik arriveerde had ze gezegd: "Hé, mijn kleine broertje!" (Zevenenzeventig jaar oud). En bij ons vertrek had ze zelfs een poging gedaan tot een afscheidsglimlach. Na het sterven van mijn ouders had ik gedacht aan de volgende twee die volgens de statistieken vóór mij dood zouden gaan, mijn broer en zus, dertien en tien jaar ouder dan ik en bij het vooruitzicht diepe zuchten geslaakt. Nu hoefde ik alleen nog maar om mezelf te zuchten, want ik was ervan overtuigd dat mijn vrouw, vele jaren ouder dan ik, de statistieken zou logenstraffen. Het fietsenhok had ik al van binnen gezien. Nu ging ik ook nog even langs bij het tweede gebouwtje dat Haverkamp een wrak schuurtje had genoemd. Het zag er stevig genoeg uit en bevatte een toilet en een douche voor de 'woonwagenbewoners'. Ik ging er even op de bril zitten zonder dat ik hoefde. Een mug danste langs de namaak tegeltjeswand naar boven. De closetrol leek er nog maar pas te zijn opgehangen. Binnen de beslotenheid van het toilet gaan mijn gedachten zichzelf plotseling te buiten aan woede dat dit alles, in zoveel jaren opge bouwd, in containers zal verdwijnen, zie ik hoe het terrein zal wor den onder het regiem van de nieuwe eigenaar, de bomen gerooid, vervangen door stijve coniferen, een gazon in plaats van een gras veld met wilde bloemen. Het bloed in mijn oren begint te gonzen, te zinderen, te tintelen. Ik loop naar buiten, schreeuw tegen de bomen: "Dus dit wou jij allemaal vernietigen hè, Haverkamp!" Daarna naar het fietsenhok waar ik een butagasfles heb zien staan. Ik krijg hem net van de vloer, hij is dus vol. Ernaast een Jerrycan. De inhoud klokt als ik hem oplicht. Grandioos visioen van de god der wrake. Ik sleep de spullen naar het midden van de kamer, sprenkel overal 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 15