mijn brein ontwaakte een geducht historisch bewustzijn. Daar stond ik op geoormerkte bodem: geboortegrond. Mijn vader was hier ooit opgepakt door de Moffen en afgevoerd. Mijn god, laat die oorlog er buiten, sprak ik mezelf vermanend toe. De kerel met de dure jas, de paalschopper, betaalde zonder zijn bela gers ook maar een blik waardig te gunnen. Als de trein zich niet een beetje haastte, zou ik spoedig aan de beurt zijn. Ze waren nu de oude man aan het dollen. Ik hoorde zijn versleten, holle stem beweren dat hij platzak was. "Moe van eeennn aaoooweeetje rondkomme..." Zijn ontkenning bracht me op een idee. Ik ging direct aan de slag. De voering van mijn leren jas was behoorlijk versleten, evenals mijn portemonnee die altijd als een oude hondenbek openstond. Met mijn rechterhand maakte ik het gat in de binnenvoering van mijn jaszak groter en pulkte alle gladde nieuwe bankbiljetten uit mijn portemonnee en liet ze verdwijnen. Het ging gemakkelijker dan ik verwacht had. (Leve die kleine gladde klote euro's.) Vervolgens gin gen mijn vingers op zoek naar mijn pasjes. Die afvoeren bleek een stuk lastiger. Mijn voorraad agressie was inmiddels bedenkelijk ge slonken. Het was dan ook goed dat de eindoplossing er in de vorm van ijl geraas aan kwam. Ik was gered door de gong. Triomfantelijk draaide ik me om en deed een paar stappen naar voren. Het was alsof ik ogen in mijn rug had, zo scherp werd ik ge waar dat de belagers afdropen. De trein kwam tot stilstand, ontspande zich sissend terwijl de deuren open sprongen. De passagiers die uitstapten leken ondanks hun nietszeggende gezichten op afgevaardigden van een betere wereld. Terwijl ik mijn beurt afwachtte, werd ik aan mijn mouw getrokken. Ik keek opzij en stond tot mijn verbijstering alsnog oog in oog met een van de collectanten. Hij droeg een blauwe Nike pet. Mijn blik bleef kleven aan zijn voortanden die van een afstand in zijn kaken leken gegooid. "Bijdrage voor het Antilliaanse noodfonds," grinnikte hij. "Kan nog net voor het vliegtuig vertrekt..." De knaap beschikte over ge voel voor humor. Zijn maat stond naast hem en sloeg hem hilarisch lachend op de schouder. "Van mij hebben ze geen ene kankercent gekregen," bemoeide de oude Rotterdammer zich met de zaak. Terwijl de passagiers zich in een boog om ons heen naar binnen werkten, besefte ik dat de jongen nog steeds mijn mouw vast hield. 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 31