Met een snelle beweging rukte ik me los, schoof mijn rugzak tussen
mijn belager en mezelf en sprong op goed geluk de trein in.
"Ga je ouwe zwarte moer maar naaien," hoorde ik mezelf roepen.
Trillend van opwinding vervolgde ik mijn weg door de trein en
plofte neer op een stoel die zodanig bevestigd was dat ik mijn mede
passagiers recht in hun gezicht keek. Ik had het gevoel dat ik met al
mijn emoties in een etalage zat, maar verder was ik tevreden over
mijn uitbarsting. Ik had me een waardige Rotterdammer getoond.
Geen woorden maar daden, nou ja, eigenlijk was het andersom ge
gaan, besefte ik.
Nadat de trein zich in beweging zette, viste ik mijn spullen uit de
voering van mijn jas en stak mijn geld terug in mijn portemonnee.
Af en toe werd ik iets gewaar van de stad. Zoals altijd probeerde ik
een glimp op te vangen van de kerk in Tuindorp-Vreewijk, die ik als
kind bijna dagelijks bezocht en waar nu de zielen van mijn over
leden familieleden bivakkeerden. Het bakstenen gebouwtje flitste
voorbij en enigszins gesterkt vervolgde ik mijn reis.
In gedachten keerde ik even terug naar Zierikzee, naar Hugo. Die
opmerking in zijn dagboek over de varkens die hij onderweg naar
Brouwershaven zag, moest ik zeker verwerken in mijn artikel: les
cochons sont débarbouillés
Het meisje naast me onderbrak mijn gedachtengang en vroeg of ik
een plaats wilde opschuiven, dan kon ze met haar vriendin praten.
Nadat ik was gaan verzitten, schakelde ze moeiteloos over op een
andere - Slavische? - taal.
De trein raasde voort door de stad die ik nauwelijks meer kende.
Schotelwijken, bouwputten, onbegrijpelijke gesprekken. Een stukje
rivier lichtte even op. De Erasmusbrug in de verte seinde triomfan
telijk: onverslaanbare wereldhaven. Even voelde ik me geïmponeerd,
maar zwaarder woog het gevoel van verlorenheid. De stad was over
genomen door gelukzoekers uit alle landen van de wereld Er hing
afbraak in de lucht. Wie was er verantwoordelijk? In ieder geval niet
de Moffen, stelde ik vast.
Halte CS. Overstap, beheerst gekrioel. Ander perron opzoeken. In
een stationstunnel zag ik me plotseling omringd door jeugdige An-
tillianen. Even een misselijkmakende angst. Nee, dat kon niet. Dit
was een andere bende.
32