smaakt en dat lag aan henzelf want zij was toch gul genoeg, zetten op zeker moment een advertentie in de Bode over het schandelijke van haar levenswijze, haar liederlijke repertoire vol van Salon Mexi- cana, Smulglyanka, Valse Manouce en meer van dat jodengejengel, en met een hele lijst nauwelijks versleutelde namen van haar met gezellen in beemd of stal. Daar waren getrouwden bij en dat kon natuurlijk niet, om maar te zwijgen over mensen van de kerk. Klapklopklapklopklapklop klonk het toen weer dagenlang op de boer derij dat je er gek van werd, je wist niet eens of het om woeste vreug de of een al even ontembaar verdriet ging; hun vader schoot op een gegeven moment naar buiten en verkocht de Kreupele een radeloze schop onder zijn achterste dat hij in de mestput vloog. Zijn voet plankje werd nooit teruggevonden en daarom zond men hem enkele dagen later met een bodedienst naar het midden des lands om zich een speciale schoen te doen aanmeten om de horrelvoet, straf voor de zonden der vaderen. Naar het verworpen zijn, het eenzaam en kapotvriezend gemoed van de Kreupele zelf werd natuurlijk niet gevraagd, was het allemaal al niet duur genoeg? Bovendien had zijn vader het veel te druk met het schrijven van de vele brieven in de opkamer, de brieven waarin hij op grond van de advertentie in de Bode, die echter in geen enkel schrijven werd genoemd, zijn ontslag aanzegde uit al zijn functies en commissies. Een ontstellend verlies voor de gereformeerde kerkgemeenschap dat niettemin geruisloos en onmiddellijk werd aanvaard. Er moet op zeker moment iets van een conversie zijn geweest, zo is in familiekring en ook wel aan stamtafels en op vergaderingen rond verteld; een omkering, zo bekend uit de stichtelijke literatuur, als besluit van de ruggelingse fase en gevolgd door een lang proces van heling en rijping tot een vernieuwd 'in de wereld zijn'; als geroepene tot dat heel andere, onvergankelijke Rijk waarvan het symbolisch bewustzijn zulke verwarrende en ronduit teleurstellende signalen doorgeeft. Het moet heel moeilijk zijn geweest, het overschrijden van dat niet gekarteerde gebied tussen de duistere gebieden en de meer lichte sferen. Een brug moet Hanna zijn overgestoken, zo bleek uit de voor handen gegevens, een smalle overgang tussen uitersten, zo ver van elkaar als Friesland van Zeeuwsch-Vlaanderen. Het was natuurlijk geen echte brug, maar een heel kaal onprettig stuk land met een enorm lange dijk, waar aan weerskanten een diepe afgrond gaapte. 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 39