Maar, zo kun je lezen bij bepaalde helderzienden, ook die afgrond is weer geen afgrond; eerder gaat het om optische of perspectivische nevelen omdat daar niks is, zelfs geen diepte. Die dijk ken ik geluk kig wel; hij liep naar A. en de lange modderdreef van de in die dagen allang door Hanna's broer Jo bestierde boerderij kwam er op uit. Ik herinner me een logeerpartij daar in het noorden, in het seizoen van duisternis, als de zon zijn reis maakt door de onderwereld en de mensen noodgedwongen elektriciteit en gezelligheid moeten uit vinden. En regenen dat het deed, regenen! Toen we eindelijk terug konden naar Zeeland reden we op de wagen met ome Jo's oude paard ervoor, diep door de sporen van de dreef in die natte duister nis, een groot zeil over mijn kop; vóór me de ribcord rug van ome Jo, naast me een anonieme zegsvrouw en achter me een verwarrende, vermengde wasem van agressief reukwater en een behoorlijk gulle dronk: tante Hanna. De Kreupele zwalkte waarschijnlijk ergens schuin achter en boven ons, ver naar het noordoosten waar de Wilde Jacht door een bijna Sleeswijkse hemel gierde. "We zijn er bijna," zei ome Jo, "op de dijk is een harde weg." En eindelijk, na een lange, schokkende en stotende rit kwamen we aan de dijk naar A., waaraan op flinke afstand van elkaar enkele huizen bleken te staan. Daar, bij het eerste huis, nam Hanna af scheid van ons. Nou ja, veel kon ze niet doen of zeggen. Haar enkels waren stevig gebonden, haar polsen op haar rug gesnoerd, een stuk doek van een veekoekenzak stijf om haar mond gewonden. Afscheid nam ze vooral met haar ogen. De rest was grijs en grauw en donker, maar haar kijkers gloeiden rood op, als op een opname met flitslicht; ze keken ons één voor één diep aan, die kijkers, vóór je snel de foto kon verkreukelen en weggooien. Gelukkig repte zich al gauw een vrouw met een knotje en een schort uit het huis, waar onze reizigster even bij kon komen en verzorgd zou worden. "Later," zo zei de vrouw met het knotje zacht en vertrouwelijk tegen ome Jo, "later zal Hanna alleen verder moeten. De wind giert, maar toch zal ze verder moeten gaan. Misschien haalt ze het, misschien niet." "Maar waar moet ze precies naartoe?" wilde een anonieme en nieuws gierige vrouw weten die een heel ander accent had en ook een voor de omstandigheden minder delicate, eigenlijk heel ongepaste toon bezigde. 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 40