My beautiful demon Yorgos Dalman Het is een mooie dag geweest, niet? Zelfs al heeft het geregend. De straat is verlaten. Ik loop hier wat heen en weer, ik weet niet waar of hoe. De krijttekening is weggevaagd door de regen. Hier ongeveer had hij gestaan, op de straatstenen. Als een leeg omhulsel. Een vel zonder inhoud. Ze was nog klein. Vijf, zes jaar oud meen ik. En de remweg? Elf meter hooguit. Nagemeten door de politie. Ik had in de menigte gestaan toen ze de test uitvoerden. Een dag nadat ze gevonden was. Er werden veel mensen ondervraagd. Ook ik. Of ik iets had gezien. Of ik iets had gehoord wellicht. Geen idee. Waar was ik op dat moment? Ik zei dat ik het niet had geweten. Ik woon hier maar een paar straten vandaan. Sinds het ongeluk heb ik hier iedere dag gelopen. Het is inmiddels al een tijdje terug. De gemoederen zijn gesust. Het leven van alledag gaat weer gewoon verder. Vijf, zes jaar hooguit. Ik heb haar wel eens in de buurt zien rondfiet sen. Of lopen, met haar kleine broertje. Vlakbij de plaats waar ze had gelegen, tegen een lantaarnpaal lagen tientallen bossen bloemen. En briefjes, veelal geschreven door leeftijdgenootjes. Dag, lieve Sacha. Waar ben je nu? En meer van dat. Ik kom thuis, ga op de bank liggen. Denk na. Over wat? Wie houd je hier nu voor de gek? Ik zet koffie en doe een kleine afwas. Zet de televisie aan. Harmen Siezen (ellende). Erwin Kroll. (Nog meer ellende.) Open een blik ananas en gooi vervolgens de hele mik in de vuilnis bak. Onrustig rondgelopen in huis tot weer de telefoon ging. "Dag, jongen." "Dag, ma." "Hoe is het?" "Het gaat." Ze belt zowat iedere dag. "Ga je nog meelopen in de mars?" Er is voor vanavond een mars georganiseerd door buurtbewoners. Tegen de doden in het verkeer. Dat nu eindelijk eens de maximum- 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 51