'Ik geloof het niet, het was mijn eigen schuld,' zei hij schaapach tig. 'Ik fietste in een keer de weg over, dat doe ik altijd.' 'Stommeling, wil je dood? Straks kunnen wij de rommel oprui men,' mopperde ik, terwijl ik op zijn dikke mg klopte. 'Sta eens op. Is die auto niet gestopt?' Hij kwam traag overeind, veegde zijn broek af en bekeek zijn fiets. 'Die vent was gek, hij reed gewoon door. Nou, mijn fiets is mooi naar de klote.' Het voorwiel was inderdaad in een hoek van bijna negentig gra den dubbel gebogen. 'Ik laat hem hier staan,' zei hij. 'Breng hem even naar school, zet hem maar in de gang. Als je wilt kun je met mij meerijden, maar dan moet je wel mijn tas dragen.' Even later reed ik met kreunende fiets naar huis. Bij het tweede kruispunt dat we passeerden, scheidden zich onze wegen. Toen Serge mij mijn tas overhandigde, leek hij even te aarzelen. 'Vindt u het nou leuk op school?' vroeg hij. 'Soms,' antwoordde ik, geheel bezijden de waarheid. 'Ik vind er geen zak aan,' zei hij ernstig. 'Als ik mijn hele leven naar school moest zou ik zelfmoord plegen.' Ik wist niet wat ik moest antwoorden. 'Pas goed op onderweg,' stootte ik uit en fietste gewichtloos weg. 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 25