2. Pollio werd wakker. Het was 4.19 op de digitale wekker. Inke
naast hem sliep. Behoedzaam ging hij op de rand van het bed zitten.
'Wat doe je nou toch weer?' vroeg Inke. - 'Ik ga je verlaten,' bromde
Pollio. Hij was klaarwakker. Met onzekere pasjes liep hij op de tast
naar de studeerkamer. Bij de buren sloeg de wasmachine aan. 'Wat
doen die lui toch in godsnaam?' mopperde hij. 'Moeten ze nou echt hun
was doen in het holst van de nacht, of zijn ze clandestien euro's aan het
drukken?' Op de tast vond hij water en een slaapmiddel. Buiten klonk
druk gepraat, van jongelui, die uit de stad naar huis keerden. De
kerkklok sloeg één keer. Pollio staarde door een spleet in de gordij
nen naar buiten. De straat was kletsnat van een soort motregen. Nog
meer feestvierders volgden. Sommigen sloegen op de geparkeerde
auto's en braken de spiegels eraf. Pollio rilde. Zou hij de voordeur
openen en naar buiten roepen dat het afgelopen moest zijn? Of
de politie bellen? Die deden toch ook niets! Het slaapmiddel begon
te werken Vlugger dan hij wilde liep hij naar de slaapkamer terug,
legde zich doodkalm naast Inke, en viel als een blok in slaap.
3. Pollio kwam de kantine binnen, gevolgd of voorafgegaan door
Brono, Kras en Zijstraat. 'Komt onze halve medica niet?' vroeg Thijs,
de stagiair. 'Hoor 'ns, zoiets zeg je niet als je ergens stage loopt,' zei
Kras, en hij stapte met veel aplomb naar boven. In de kantine was
het een drukte van belang. Wilma de Koning was geslaagd voor haar
bibliotheekexamen. Pollio stapte meteen op haar af: 'Hartelijke ge
lukwensen/ zei hij tegen haar, 'en nu op naar de Koninklijke Biblio
theek. Zorg dat je de directeur wordt, minstens.' - 'Ik ben blij dat ik
in Zeeland woon,' zei Wilma met een zoete lach, 'ik zou niet weten
waar ik anders zou moeten wonen.' Pollio voelde zich wanhopig
worden. Hij liep snel op de bar toe, waar mevrouw Van Wees de
scepter zwaaide. 'Dag mevrouw Van Wees!' riep Pol zo opgewekt mo
gelijk. 'Hebt u nog van die heerlijke koekjes bij de koffie?' - 'De koek
hier is altijd lekker. Vraagt u de collega's maar. Ze lusten alles. Ik hou
alleen niet van gezeur. Wie hier zeurt moet maar bij z'n vrouw kof
fie gaan drinken.' Achter hem begon iemand te grinniken. Het was
Petrus Arts, de automatiseringsman, die nooit wat kritisch zei, maar
wel altijd met de gangmakers meeliep. Mevrouw Van Wees had
intussen voor iedereen de koffie ingeschonken. De helft had een
voetbad.
39