Gezien hoe de uit sneeuw en bessenrood verkregen vrouw de woongemeenschap naderde, hoe zij introk, zich in het vage van haar wonen leek te schikken, hoe zij in veel te rode rokken rondhing bij de poort en haar verhalen zin voor zin onttalen zag door wie van dag tot dag de dienst nam van het woord, hoe zij in de ogen van haar woongenoten afstand werd, eenzelvigheid van late sneeuw, een leeg perron, bocht in een rivier met dode bomen, dat de voltallige staf haar, na rumoerig beraad, begeleidde naar de vijver, die in het tuinplan was opgenomen, en waarin dat seizoen waterlelies bloeiden. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 46