Ik rolde het affiche uit en ontdekte de titel van een gedicht dat hij
gelezen had. Terwijl ik mijn ogen nog over de tekst liet glijden trok
hij het papier al weer naar zich toe, plukte een vulpen uit het front
zakje van zijn colbert, schreef iets onder de tekst en schoof het
affiche met een laconiek gebaar terug.
Voor een toekomstige vriend, Sebastiaan Lauret, las ik. Voorwaar, een
dichterlijke opdracht, ontroerender kon ik het niet krijgen.
Toch vroeg de argwanende taalwroeter in mij zich af, wat er nu wer
kelijk stond. Voor een toekomstige vriend, inderdaad, dat klopte voor
wat betreft het tijdstip. We waren in het verleden geen echte vrien
den geweest en ook deze avond konden we, de opdracht indachtig,
waarschijnlijk nog geen echte amices zijn. Maar wanneer dan wel?
Echt zorgen maakte ik me daar niet over. Tafels werden aaneen ge
schoven en al gauw was het hele gezelschap aan het feesten. Vanaf
de bar onderhielden de jongens en meisjes van de bediening een
soort luchtbrug met die plekken in de kroeg waar de drank in de
glazen kolkte en het snelst verdween. Het tempo werd duidelijk door
de zuiderlingen gedicteerd.
Een week na het optreden schreef ik mijn toekomstige vriend een
brief die hij onbeantwoord liet. Ik had hem om een kleine gunst
gevraagd, een paar inlichtingen over een tijdschrift. De brief moest
zoekgeraakt zijn in dat zuidelijke land, concludeerde ik na enkele
weken en schreef hem opnieuw. Ik stuurde een kaartje met vijf regels
tekst. De aanhef was: Beste toekomstige vriend.
Ook deze keer kreeg ik geen respons. Ik kon niet bij mijn Nederlandse
vriend informeren hoe de vlag er bij zijn Belgische vriend bij hing,
want hij was weer eens het land uit, richting avontuur.
Ik liet het er maar bij en hing het affiche met het gedicht aan de
muur van mijn werkkamer. Niet vanwege de poëtische kwaliteit,
maar enkel om als het nodig was herinnerd te worden aan de op
dracht. Toekomstige vrienden bestaan niet, kon ik dan in de lucht
schrijven.
Een toekomstige vriend was een poëtische leugen. Daar kwam nog
bij dat ik in een vlaag van hallucinatoire helderheid besefte dat je in
de schrijverswereld geen vrienden kon hebben. Niet als je zelf ook af
en toe een regel schreef.
12