Hersenschimmen met pijn Jan J.B. Kuipers Het ergste is het onmededeelbare van alles. Probeer jezelf te benoe men, schrijf op wie je werkelijk bent en je krijgt iemand anders: een fictie, een pop van lukrake lapjes met te weinig stro van binnen. Het 'wijkende ik': als je over jezelf denkt ontstaat er een spookachtige projectie, een 'gedacht ik' als product van een 'denkende' dat we alleen kennen van zijn constructies waarachter het schuilgaat. Het 'denkende' is een buurman die steentjes in je tuin gooit en steeds achter de schutting duikt als je hem erover wilt aanspreken. Het 'ik' bestaat niet, dat is al zolang geleden vastgesteld. Maar waar om heeft dat fantoom-ik, die hersenschim, dan zoveel pijn als het aangereden wordt door een bus of als de gezwellen zich openbaren? Ach, het is het lichaam, die tijdelijke bundel van ongrijpbare en anonieme processen, dat het kennelijk nodig heeft de fictie op te roepen. 'Ik denk, dus ik besta' is bij lange na het parool niet, on danks de hoge antiquarische waarde. En ook niet 'het lichaam denkt, dus het bestaat'. Immers, ook het lichaam is een bedenksel. 'Het lichaam denkt dat het bestaat.' Zelfs als het lichaam ligt te vergaan denkt het kennelijk nog dat het er is. Doden vertonen zich na hun verscheiden nog graag aan ons. Niet eens als schimmen, geesten of spoken; maar gewoon in hun vertrouwde lijfelijke en complete gedaante; op de fiets of als voet ganger, haastig op weg naar de bloemist of vol aandacht een etalage in ogenschouw nemend. Ik ben de zelandica-uitgever en -auteur Jan Bruijns (1953-2000) na zijn dood nog herhaaldelijk tegengekomen op zijn fiets, maar zonder zijn hond Manus. Bij nadering bleek hij dan geweken te zijn en passeerde een volkomen vreemde me, die amper op de overledene leek. De Zeeuwse cultuurhistoricus J.H. (Hein) Kluiver, toch ook al een paar jaar dood, zag ik in het najaar van 2003 vanaf het Middelburgse spoorstation op de wal van de achterliggende Segeerssingel staan. Hij staarde nadenkend over het Kanaal door Walcheren de stad in, waar hij zoveel jaren was rond gegaan en zijn plannen had gesponnen (niet gesmeed, gesponnen). Toen ik door dit tafereel getroffen de blik wat scherper stelde bleek Kluiver ineens uit die grijzige gestalte verdwenen. Het was nu Niemand, die daar stond. 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2004 | | pagina 38