De brand in de boekhandel van Karei Kats
Francois van de Linde
Grandiozer kon de ontzetting niet zijn die op het gegroefde gelaat
van boekhandelaar Karei Kats te lezen viel, gadegeslagen door de
schuchtere student, wiens stoïcijnse blik zich richtte op diens ree
bruine, gekreukelde revers. Was het mogelijk voor de bedremmelde
boekenman om vriendelijk te blijven in het aangezicht van de diepe
krochten van Hades, de put gevuld met etterende, gladde adders? De
as, die daalde vanaf de gevel van het gelige grachtenpand, leek op de
stoffige storm die bouwvakkers en shovels veroorzaken bij de sloop
van een oude, bouwvallige kazerne. Ertussen, frivool op en neer dan
send als wegwaaiende bloesem, dwarrelden partjes zwart, vergeeld
en glibberig papier, om samen neer te vlijen als kikkerdril in het
groenige water van de Kloveniersburgwal. Kats, droevig, stond met
zijn handen gelijk kolenschoppen in zijn grijze, wilde haardos.
Nog steeds was de brandweer niet gearriveerd. De mogelijkheid dat
zo'n log, vuurrood gevaarte vast kwam te zitten in de nauwe straat
jes, eeuwen geleden waterwegjes die dwars op het Rokin naar de
Wallen kabbelden, viel met geen grootsprakig, charismatisch betoog
uit te vlakken. Kats werd gek van die onbedaarlijke, brutale stilte.
Des te bevreemdender was die stilte, omdat aan de overkant van de
gracht, uit jazzcafé Bakker, luid trompetgeschal klonk, en het helse
gebrom van een pizzakoerier op deze zaterdagmiddag het gemekker
van de toeristen die de Staalstraat in wandelden, op weg naar de vol
gepropte stalletjes van het Waterlooplein, vrijwel overstemde.
In het hart van de student in de filosofie streden medelijden en
onverschilligheid om het hoogste bod. Eén vraag lag daarin zo be
storven, dat de aandrang om die kwestie de rug toe te keren, en op
de Dam een patates frites te gaan halen, bijna niet te weerstaan leek.
Hij had de eerste gebedjes van de boekhandelaar gemist, toen hij
het popliedje, dat uit zijn melkwitte i-pod kwam, gehaast had onder
broken met het drukken van zijn duim op het minuscule, zilveren
stopknopje.
De boekhandelaar, Karei Kats, haalde zijn handen, voordat hij ermee
in zijn dikke haar woelde, gegeneerd af van de in spijkerstof ge
stoken armen van de passerende student. De studentging er door
Kats heen een zo loyale afnemer van Schopenhauer, Cioran, Bor-
ges en, godbetert, Hegel.
29