'Hb j srvttn mgbrcht?' 'Wat zeg je, ik versta je niet?' 'f j srvttn mgebrcht hbt?' 'Schat, ik versta je echt niet.' Moeizaam kruip ik uit de zetel. Halverwege de gang, ter hoogte van de badkamer, wacht mijn vrouw me op, met de baby in de armen. Haar ogen staan mat, zes maanden elke nacht ge middeld tweemaal opstaan liet sporen na. Op haar blouse kleeft gele pap en wortelbrij. Omdat de jeans te klein is, laat ze het knopje openstaan. Ik staar even naar het licht achter haar. Er liggen plukken stof in de hoeken, kiezelsteentjes, zand. Lang zaam klonteren ze samen. 'Ben je doof misschien?' zegt ze. 'Hoeveel keer heb ik je al gezegd, als jij in de keuken staat, met de dampkap volluit, en ik lig te lezen, met de muziek op drie, aan de andere kant van het appartement, dat ik je dan onmo gelijk kan horen.' 'Ik heb er genoeg van', zegt ze. 'Je doet niets in dit huis. De baby, de boodschappen, poetsen en wassen en strijken. Ik draai voor alles op.' De baby sabbelt aan de punt van haar kraag. Hij duwt zich af en worstelt om vrij te komen. Hij kijkt me aan, lacht en glun dert. 'Ik werk. Al wat ik vraag als ik thuiskom, is even een half uurtje voor mezelf. Als je wil dat ik voor de kleine zorg, geen pro bleem, dan ruilen we.' Op het plafond bonkt de bovenbuur met zware stappen door zijn gang. Hij trekt de veters los, duwt zijn bottines uit en laat ze kniehoog van de voeten vallen. Hij is thuis. Ze haat het ge luid. Op een dag valt de verf van de muren, beweert ze, dan kunnen we naar de garantie fluiten. De bovenbuur gaat naar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 52