lijke werkelijkheid: die van de tegenspraak. Echt en niet echt tegelijk. Een realiteit waarin, bijvoorbeeld, scheppen en sterven samenvallen. Wat niet lijkt te kunnen, kan toch." Het is hier niet de plaats om de analyse van Kralt te bespreken. Waar het om gaat is dat ook hij concludeert dat Bouwmeester sterft. Maar is dat wel het geval? Bouwmeesters dood wordt niet vermeld, is geen feitelijke gebeurtenis in het verhaal. Alleen al door de structuur van de roman, door na de climax van de 'Hoogste tijd' door te gaan met de 'Première' en gedetailleerd de ervaringen van Pierre de Vries te beschrijven, krijgt de lezer het besef dat het leven, het verhaal doorgaat. En in dat verhaal bestaat het toneelstuk Noodweer niet meer, net zoals Willem Bouwmeester niet bestaat. Bouwmeester blijkt een magiër, die vanuit zijn verbeelding rechtstreeks de werkelijkheid heeft ver anderd, "niet via iets anders, maar onmiddellijk." Hij is Pierre de Vries geworden en na de opvoering van zijn toneelstuk gaat de werkelijkheid verder met zijn zegetocht door Amsterdam. De dood van Bouwmeester is slechts de conclusie van een rea listische lezer, een conclusie die binnen de werkelijkheid van het verhaal onjuist is, of in ieder geval te beperkt. Uiteraard wordt dit niet expliciet verklaard, zoals dat in de fan tasy gangbaar is. De magische transformatie waar de roman naartoe heeft gewerkt moet door de lezer worden ondergaan, alleen dan kan hij die andere werkelijkheid ervaren. Verklarin gen door de auteur zouden de leeservaring juist blokkeren. De epiloog lijkt die conclusie weg te vagen. De romanwerke lijkheid die de lezer voor 'Hoogste tijd' en 'Première' heeft leren kennen, gaat gewoon verder en lijkt daarmee de magische transformatie uit de laatste twee hoofdstukken te ontkennen. Verder lezend wordt echter duidelijk dat er toch ook met die realiteit iets vreemds aan de hand is. Bouwmeesters zus Berta, zo actief in de Amsterdamse toneelwereld, treurt wel om haar gestorven hondje, kust soms zelfs de urn met zijn as, maar aan haar broer wijdt zij geen enkele gedachte. Er wordt met geen woord over hem gerept, hetgeen na jarenlang samenwonen on waarschijnlijk, zo niet onmogelijk is. Bouwmeester is geheel uit haar werkelijkheid verdwenen! En daarmee wordt de conclusie die aan het begin van de epiloog lijkt te worden ontkend, de lezer alleen maar dieper ingewreven: Bouwmeester is net als Prospero een magiër die de werkelijkheid heeft veranderd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 69