Na al ons reizen raakten wij terug onder het aanzienlijke dak, in onze kamers met slepende tweemuziek en ontkleurde dingen. Er was nu geen houden meer aan. Gangen en trappen moesten opnieuw worden afgestemd op het loopgeluid van onze voeten, de kookplaats met krachtige voorbeelden uitgerust. Er moest ruimte komen voor langdurige regen om het huis en rond ons bed voor evenveel wijding als woordverloren lust. Wij moesten weer inspelen op het groeten van kinderen en buren, de ongerijmdheid van de eigen taal, op randverlies van dagen. Wij moesten weer leren samen van muren naar straatbeeld en straatbeeld naar muren en terug.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 84