Witte nachten
Vaak slaat het licht een bres in datgene
dat bijna is of tenminste benoembaar schijnt.
De voor altijd verloren gewaande moeder
van het woord verlangen brengt
langs natuurlijke weg toch ter wereld
wat op enigerlei wijze gezaaid was -
dochter van een bevestigend wellicht.
Dromenderwijs moet het doenbaar zijn.
Een sarong van blauwe seringen wikkelt zich
rimpelloos rond het ebbenhouten nachtmeisje
dat zich - half wankelmoedig, half wakker -
verwonderd een weg zoekt door een wereld
van strijklicht en vage herinneringen.
Doch seringen hebben geen geheugen,
dringen zich niet op zoals een gedachte doet -
nee, seringen dragen simpelweg bloesem
benoemen steevast op gezette tijden slechts
de schijn van eindeloos witte nachten.