waartegen hij zich in zijn jeugd had verzet, maar over elk abso
lutisme. Dat maakte hem tot een meester in de satire, hetgeen
zich bijvoorbeeld uitte in de komedie De zaak Makropulos
(1922), waarin een vrouw van 300 jaar oud uiteindelijk toch
sterft.
In 1923, werkend aan Krakatit, kreeg Capek last van overspan
nenheid. Zijn moeder verbleef enige tijd in een inrichting en
door haar invloed werd zijn al in 1921 voorgenomen huwelijk
met Olga steeds maar uitgesteld. Hij beëindigde zijn functie bij
het Praagse Stadstheater - waar hij sinds 1921 negen stukken
regisseerde - en ontvluchtte zijn persoonlijke situatie door naar
Italië te reizen. In april 1924 pleegde zijn moeder zelfmoord en
zijn vader trok bij hem in. Capek schreef aan Olga dat hij het
erfdeel van zijn moeder - de fobieën - accepteerde. Het recht
vaardigde hem zich zijn liefde voor haar te ontzeggen. De stil
stand waartegen hij zich in Gods foltering (1917) had verzet,
werd omarmd en het feuilleton De deurklink (1924) prees de
verstarde ordening als het enige fundament waarop de mens
kan bouwen. Capek noemde zich een vriend van vernieuwing,
maar de dingen in zijn persoonlijke omgeving - gesymboli
seerd door de deurklink - moesten op hun plaats blijven, zodat
hij er blindelings op kon vertrouwen. Al ging hij in de volgen
de jaren veel op reis, geestelijk isoleerde hij zich in zijn eigen
huis en richtte zich op de kleine dingen die overbleven. Deze
gerichtheid kondigde zich al aan in Krakatit, waarin Capek op
het eind zijn helden verkleint.
Tot 1933 zou hij geen romans meer schrijven en ook inhoude
lijk richtte hij zich op de kleine dingen. Voorbeelden daarvan
zijn de Verhalen uit de ene en de andere zak (1929). Sceptische en
ironische misdaadverhalen waarin geen superhelden als Sher
lock Holmes voorkomen, maar hardwerkende politiemannen
die bijvoorbeeld aan de hand van een bonnetje een misdaad
oplossen. Capek was een pragmatisch idealist en bracht dat ook
in deze verhalen naar voren. Een criticus schreef eens: "De
mensheid zoekt eeuwenlang de goddelijke gerechtigheid en
hier volstaat Capek met een veldwachter."
Voor sciencefiction was in deze periode geen ruimte. Behalve
het kinderboek Negen sprookjes en nog een van j. Capek als toegift
(1932), ontstond alleen Adam de schepper (1927), een toneelstuk