grond daar kwam, maar het was niet langer onzin wat ik schreef. Het kwam erop neer dat ik een kleine onooglijke plek veroverd had. De twijfel bleef, maar niet ten opzichte van de kwaliteit van mijn poëzie. Mijn laaglandse dichters zijn: Bloem, Verhagen, Eijkelboom, Ter Balkt. En verderop: Yeats, Larkin, Raine, Heaney. Ik heb geen programma. Er is alleen het verlangen om de taal binnenstebuiten te keren. Een vooropgezet doel ontbreekt. Na tuurlijk probeer ik verstaanbare poëzie te maken, maar dat is een afgeleide kwaliteit. Ik wil de ziekte van (I.) Pfeijffer helpen bestrijden en ook dat voornemen houdt weinig in. Ik wil een dienaar van het woord zijn. (Ha, ha!) Geef nou maar toe dat het je om de spanning gaat. Om de jacht in het onovertroffen landschap van de taal.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 4