grond daar kwam, maar het was niet langer onzin wat ik
schreef. Het kwam erop neer dat ik een kleine onooglijke plek
veroverd had. De twijfel bleef, maar niet ten opzichte van de
kwaliteit van mijn poëzie.
Mijn laaglandse dichters zijn: Bloem, Verhagen, Eijkelboom,
Ter Balkt. En verderop: Yeats, Larkin, Raine, Heaney.
Ik heb geen programma. Er is alleen het verlangen om de taal
binnenstebuiten te keren. Een vooropgezet doel ontbreekt. Na
tuurlijk probeer ik verstaanbare poëzie te maken, maar dat is
een afgeleide kwaliteit.
Ik wil de ziekte van (I.) Pfeijffer helpen bestrijden en ook dat
voornemen houdt weinig in. Ik wil een dienaar van het woord
zijn. (Ha, ha!)
Geef nou maar toe dat het je om de spanning gaat. Om de jacht
in het onovertroffen landschap van de taal.