In de parkeergarage weergalmt oneven getik van de gebroken naaldhak. En plink plonk stuiteren nepparels van mijn halssnoer. Ik buk en kruip op knieën van nylon over de vloer, over zilveren stippen platgetreden klonten kauwgom, vind een kermishobbelpaard, en zoek, nu in galop, naar mijn verloren tijd, krabbel hier en daar wat in de vaart aan mijn memoires. Herinneringen zijn rond en reëel, maar taal is als film, vol van montage. De logica van wie ik ben, loopt via zakspiegeltjes, via studiolampen en regisseurs, van wie niemand namen kent.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 69