bebaarde moslim met een tulband, op ons netvlies gebrand, tot we angstig voor alles zijn geworden. Jij vertaalt dit in fysieke symptomen, niet meer of minder. Hij schudde het hoofd, hij antwoordde, onvatbaar en resoluut, ik moet het verijdelen, het is onverdraaglijk, ik moet het stoppen. Onze held sprong recht, trok jeans en T-shirt aan en zei, ik bel je wel. Hij kuste haar op de lippen, zijn zoon op beide wangen en was al even snel de straat op. De ochtend was nog fris, maar een zware hitte kroop al langs de muren naar beneden. Berlijn steeg langzaam boven de eigen smog uit. Aan het raam op de zevende verdieping keken vrouw en kind hem na, tot hij om de hoek verdween. Hij nam de metro naar Kottbusser Tor, in het hartje van Kreuz- berg, een kleurrijke buurt in het westen, een station berucht om zijn junkies en dealers, de clochards op de banken en de graffiti van de verschillende Marokkaanse buurtbendes die om de alleenheerschappij van dit ondergronds territorium streden. De hel op aarde, noemden de inwoners dit station, en het was precies daar dat onze held zijn zoektocht begon. Hij keek op zijn horloge, het was kwart voor acht, de zenuw in zijn linker been trok heftig. Hij stond voor een Marokkaanse kroeg, zon der gordijnen zag hij dat het er druk was. Boven de deur blonk een rood neon vers uit de koran: 'Ze zijn slechts vrienden en beschermers van elkaar. En zij onder jullie die zich tot hen wenden, horen bij hen.' Onze held stapte het lokaal binnen. Het was kaal verlicht, met op de breedste muur een foto, achter glas, in barok verguld kader, van een scène in de stad Mekka. Tienduizenden pelgrims cirkelden rond een zwarte kubus. Ver der waren de muren wit. Aan een paar tafeltjes zat een koor van tientallen stamgasten in groepjes van vier tot zes domino's te spelen. De ivoren steentjes klikten, de massa zweeg, plots, zodra hij dwars over de tapijten naar de dikke man achter de bar wandelde. Onze held knikte en keek hem strak in de ogen. Ik ben op zoek naar Mohammed, zei hij duidelijk. De dikke man achter de bar fronste de wenkbrauwen en waste verder, koffiekopjes, schoteltjes en lepeltjes. Onze held herhaalde zijn verzoek. Enkele jongeren stonden op en kwamen om hem heen staan. Wat mof je hier? zei de stoutmoedige in verbasterd Duits, wat moet dat betekenen? Iedereen noemt zich hier Mo hammed, voegde de grapjas er aan toe. Het groepje grinnikte,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 84