terwijl het koor van stamgasten ivoren steentjes op elkaar bleef
gooien, alsof ze niet mochten getuigen. De profeet, verduide
lijkte onze held, ik ben op zoek naar degene die zich de profeet
noemt. De dikke man achter de bar twijfelde even met het
rechteroog, toen zei hij er is maar één god en Mohammed is
zijn profeet. Je bent een hond, ik verzoek je vriendelijk dit oord
te verlaten.
Onze held bleef staan. Hij keek rond. De zenuw in het linker
been begon alweer te trekken. In de hoek, aan een klein rond
tafeltje zat een jongeman, hij pufte langzaam op een waterpijp.
Tussen de vingers liet hij traag en regelmatig de kralen van een
gebedssnoer glijden. Zijn gezicht gloeide met een bizarre leven
digheid, zonder vreugde, maar met een diep verlangen. Hij had
verfijnde trekken, keurig geknipt haar, lichte wenkbrauwen, en
ogen vervuld van vroomheid, vol liefde ook, vol tederheid, vol
gelukzalig besef. Dat is hem, fluisterde onze held tegen zichzelf.
De stoutmoedige schreeuwde nu en duwde hem tegen de
sleutelbeenderen van zich af. Opmoffen, stronthond, uit de
binnenzak van zijn sportjasje trok hij een vlindermes en zwaai
de het lemmet naar het gezicht van de held. Twee uit het
groepje grepen hem van achteren klem en trokken hem aan de
haren. De stoutmoedige duwde de gekromde punt van het mes
in de huidplooi net onder het linkeroog. Hij prikte een druppel
bloed. Laat hem! gebood een stem, kordaat doch rustig, het was
de jongeman in de hoek. De twee uit het groepje lieten hem
los. Onze held trok zijn hemd recht en tastte even naar de pijn
onder zijn oog. De jongeman in de hoek legde de waterpijp ter
zijde, stond recht en wandelde naar onze held. Wat wil je? Ik
ben de profeet. Ze doordrongen elkaar, wederzijds, simultaan.
Alles wat hij was, alles waar hij naar verlangde, al zo lang en
onbereikbaar, zo exclusief en alles verblindend, zag onze held
in de donkere pupillen van de jongeman. Er glom vastberaden
heid in, onvermijdelijkheid. De jongeman glimlachte traag en
mysterieus. God verrast zijn gasten met de verassing van zich
zelf, zei hij, ga terug naar huis en blijf thuis. Hij draaide zich
om, wandelde door de groep om onze held, ging zitten en puf
te verder aan de waterpijp. De stoutmoedige gaf nog een duw,
de grapjas maakte nog een grapje, in het Marokkaans, en deed
met een overdreven buiging de deur voor onze held open. Het