Intelligentie of Onkenbare (Spencer) - dat maakte, aldus Büch
ner aan het eind van zijn boek, geen verschil. Het was en bleef
hetzelfde 'onbegrijpelijke begrip', toevluchtsoord voor de
onwetendheid. Niets was volgens de cilinderhoedige beelden
stormer eeuwig, behoudens de allerkleinste deeltjes, de ato
men. Alles kwam voort uit de modder van de 'algemene kring
loop der stoffen' en ging tot dezelfde modder terug: 'Met volle
recht heeft derhalve de stoute fantasie van de Engelse dichter
de stof, die eenmaal deel uitmaakte van het lichaam des groten
Caesars, herdacht op een ogenblik toen zij als klei of leem dien
de om ergens een gat in de muur te stoppen.' De Heer en al Zijn
synoniemen en wijsgerige derivaten waren slechts het 'duistere
ontoegankelijke Wezen, ontsproten uit de vrees voor het on
bekende, dat eerst de ruwe oermens beheerste, en ook nu nog
de beschaafde mens zal blijven beheersen, zolang, tot de zon
der wetenschap overal genoeg licht zal verspreid hebben, om
een natuurlijke, door zichzelf bestaande wereldorde door allen
te doen erkennen, tot het fiat lux (er zij licht) ook voor hem een
werkelijkheid zal geworden zijn.'
En op één machtig gebaar van Büchners arm rees daar de zon
der wetenschap, klom en klom, ging tot het zenit en verder,
westwaarts...
Maar waarom stootten we toen ineens overal ons hoofd en
liepen we elkaar steeds radelozer omver?
'Fiat lux!' riepen we Büchner na. 'Dank u wel, professor, nu zijn
we eindelijk stekeblind!'
00