Hou toch op. Wat heb ik een bloedhekel aan kunstenaars! En toch manipuleren ze alles en iedereen. Hoe is het mogelijk. Het bloed onder je nagels vandaan halen en toch er mee weg komen." Dept zijn duim droog aan het dienstoverhemd. David parkeert de auto in een zijstraatje ter hoogte van Café de Rukker. "Heb jij wel eens met je dienstwapen geschoten?" vraagt Aimé, wanneer David de lichten van de auto dooft. De motor blijft lopen. Wanneer je dooft kan het lang wachten zijn. Een stevig onderwerp doet wonderen om je scherp te houden tijdens de jacht. "Ja zeg, ik heb gisteren nog iemand doodgeschoten uit zelf verdediging. Ouwehand pleegt zelfmoord omdat hij homo seksueel blijkt te zijn en Feyenoord wint de Champions League, nou goed? Kijk! Daar gaat Wethoudertje. In de auto van het vrouwtje. Waarom vraag je dat Aimé? van dat wapen?" "Omdat de lichten zijn gedoofd. Homofielen en kunstenaars. Eén pot nat. Mottige beren zijn het. Ik heb wel eens gemikt om te doden. Nooit daadwerkelijk geschoten op een mens. Dat mikken is al genoeg. Dan ben je al aan het doden. Er gaat van alles door je heen. Ik wilde schieten. Was bereid tot doden. Het was niet meer nodig. Ik had die neger graag doodgeschoten. Dealt coke. Ook aan jouw kinderen, mocht je die hebben. Uit schot. Afschieten. Franske schiet ik ook nog eens dood. Hij vraagt er om. Wat krijgen we nou?" "Wat?" "Kijk!" "Hét rode autootje?" "Meneer de beeldhouwer is thuis op zijn dorp. Die naaien we, David. Omdat-ie mijn dochter neukt. Die naaien we." - En wrijft aan zijn ballen gelijk een Slow Bowler de Cricketbal. Herschikt zijn parka en trekt zijn koppel strak. Stelt dan zijn koppel een paar gaatjes losser en probeert de parka er tussenuit te trekken. David kijkt meewarig naar zijn collega die heftig transpirerend met zijn dienstdwangbuis worstelt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2006 | | pagina 19