achter groene schermen zaten te wachten. De vrouwen die ik
passeerde hadden hun jassen thuisgelaten. Het leek alsof een
onzichtbare kracht aan hun borsten trok.
In het ziekenhuis kreeg ik een nieuw ponsplaatje op mijn kaart.
Een verpleger in het groen trok vier buisjes bloed en bevestigde
een watje met pleister op het minuscule gaatje in de plooi van
mijn huid, waar volgens mij geen speciale naam voor bestaat.
Ik vond mijn bloed mooi, ook al scheen de zon er niet op.
Ik reed langs dezelfde weg terug. Het was alsof ik mijn geluk
niet op kon. Eigenlijk was ik ervan overtuigd dat het vanaf
nu beter met me zou gaan. Niet meer aan de oorlog denken,
nam ik me voor. Thuisgekomen - iedereen was de deur uit -
zette ik de tv aan en bekeek de nieuwsindex. "Navo raakt bus in
Luzane." Ik toetste het nummer in en las het bericht.
Een week later kreeg ik de uitslag van het bloedonderzoek. Ik
mankeerde niets. Ik kon het niet geloven en voelde me wan
hopig en opgelucht tegelijk.
Bijna automatisch zette ik de tv aan. Teletekst pagina 135.
Apache tijdens oefening neergestort. Niks dan goede berichten,
maar ik bleef me klote voelen.
Plotseling wist ik wat me te doen stond. Ik plukte een sigaar uit
mijn cederhouten voorraaddoos en liet hem een tijdje tussen
mijn lippen bungelen. Ten slotte stak ik hem aan en proefde
onwennig van het bittere aroma. Smaken deed hij niet maar
het was toch een stapje vooruit. Vervolgens zocht ik een schaar
en begon in de krant te knippen. Vanaf de eerste dag had ik alle
oorlogsberichten uit de krant geknipt. Ik las en herlas en wist
alles van de oorlog. Ik gaf regelmatig deskundig commentaar.
Over Clinton wist ik mijn vrouw te melden: als hij niet door
een jonge meid gepijpt wordt gaat hij bommen gooien.
Ik las een artikel over een bombardement op Belgrado voor
de tweede keer. Toen ik het uit had meende ik de aanklacht
van een sirene te horen. Zelfsuggestie, dacht ik. Maar nee, het
signaal was echt en kwam van de jaarlijkse alarmoefening. "De
kelder in!" riep ik naar mijn vrouw.
"We hebben geen kelder!" gilde ze terug.
Mijn gedachten waren bij de inwoners van B. Ik was zo gek om
ze te benijden.