Koolsoep, stro op beton
afweergeschut aan tafel
Het is oorlog
als mijn vader vertelt
Iedere vrijdagavond
ontdooit zijn hart
Dan beschrijft hij
de kolossale honger
Die hem en andere
gevangenen in leven houdt
Wij slopen intussen
een gouden makreel
Verslinden de vette vis
met vers brood
En hopen dat ook onze
oorlog ooit uitbreekt