DE BALLADE VAN DE KRULSTAARTEN De mennen van 'de Schuur' gaan aanstonds open. De boezelaren van de werksters zijn al opgerold. Kenmerkend voor 'de Schuur', dat zijn de raampartijen. Nu komt de 'Meesteres', ze is een beetje dik, allee! En ook niet heel erg groot, maar voor den drommel lang niet lelijk. De interieurverzorgster is intens tevreden. Ze neemt een haarlok weg, vlak bij haar oog. Ze heeft gezweet en niet zo'n beetje, maar koffie is er al. Gelukkig! Vlug neemt ze nog een tweede mok met koffie. "Dat smaakt", Zei ze. Inmiddels heeft de baas van boven naar beneden geroepen. "Ik kom eraan! Sjaan! Ik kom eraan!" En inderdaad! Ze is er. En wel verdorie! Ze mag er wezen! En ook niet heel erg groot punt Punt... punt. Mussen en meeuwen, mitsgaders wat kauwtjes. En eenzelvige zwanen. Alles wat klapwiekt en opheft en neerdaalt. En wende en kere. Alles wat wegpikt en opziet en trippelt. Alles Wat schuivelt en omgaat de bocht van de Hoogstraat, de Gortstraat, De Keumarkt, daar waar 'de Schuure' zijn mennen laat keren. Haar naam blijkt Sonja, niet meer en ook niet minder. Al schikkend kijkt ze rond, goedkeurend: de bar geboend, De krukken in 't gelid net als de keuen. "Het is zover, Sjaantje!" Ze zoekt inmiddels in haar labuffet de juiste sleutel. Het is zover.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2006 | | pagina 68