op straat liep, is het niet?" "Ik denk het wel." Het leek me veiliger deze man gelijk te geven. "Is het normaal om vissen te zien zwemmen als je op straat loopt? Nou? Is dat normaal wil ik weten!" "Stap niet op de visjes!" riep Jonas opeens, "Ze zijn overal, want de walvis slikt ze in als hij gaapt." Vliegensvlug draaide de geneesheer zich om, greep Jonas bij de dwangbuis en tilde hem van de grond. Jonas was een volwas sen man, geen pop met het postuur van een kind, maar hing machteloos in de greep van de geneesheer, trappelend met zijn voeten tien centimeter boven de vloer. De onderarmen van de geneesheer staken uit de witte mouwen en spieren als kabel touwen kropen eroverheen. Ik dacht een tatoeage van een anker op zijn onderarm te zien. "Ik ben een visser van mensen," zei de geneesheer rustig en duidelijk, "de kapitein op dit schip. Zolang ik aan het roer sta zal er geen van jullie dolende zielen verloren gaan." "Allemaal in de wal-walwwis!" stotterde Jonas, die me pro beerde aan te kijken over de brede schouders van de genees heer. "Volgende stop: T-tarsis en tenslotte Ni-nine-neve!" Op dat moment wierp de geneesheer hem met zijn gezicht tegen een muur. Ik begreep nu waarvoor de kussens dienden. Toch kwam de klap hard aan: Jonas zakte naar de grond en zijn neus trok een bloederig spoor over de gewatteerde wand. "Jij hebt het over een walvis? Een walvis?" brulde de genees heer naar de liggende figuur van Jonas. "Een walvis dat ben ik!" Hij sloeg zichzelf met een vuist op de borst. De pijp viel uit zijn mond. "Ik ben de Atilla van vissen en vissermannen. Er is er geen één die aan mij weerstand bieden kan." Ik was opgelucht toen de geneesheer zijn pijp opgriste en de cel uitbeende. Jonas leek geen behoefte aan slaap te hebben. Hij praatte veel, maar lang niet alles wat hij vertelde begreep ik. Hij viel ook veel in herhaling. Soms beklaagde hij zich over het zeewier dat hem verstrikte, maar hij vroeg me nooit hem los te maken. Uit angst voor de geneesheer durfde ik ook niet aan te bieden om hem uit zijn dwangbuis te bevrijden. Het was een straf voor mij toen de witte bedienden hem weg kwamen halen. "Vergeet mij niet!" riep Jonas, toen ze hem de deur uitdroegen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 23