straat op. Moord en brand schreeuwend." "Over vissen," zei de Cyperse Kater, "je had het over vissen." "Je liep bijna onder een koets. Als wij je niet weg hadden getrokken dan "Genoeg," zei ik. Even waren we allemaal stil. "Koud vanavond," zei de vos toen, op zijn poten blazend, "te koud om hier op een straathoek te blijven hangen." "Ik wil weten waar Punchinello is." "We gaan naar huis. Kom met ons mee, dan praten we binnen verder." Reinaarde steunde op de Cyperse Kater. Ik volgde het tweetal. "Laten we de achterdeur nemen." We gingen een steegje in. Er was een korte trap met een houten leuning die naar de deur leidde. "Had ik de sleutel nu aan jou gegeven?" zei Reinaarde, met zijn volle gewicht hangend op de leuning. "Nee," zei de Cyperse Kater, "jij draagt de sleutel. Dat doe je immers altijd." "Ik heb hem niet." "Dan heb je hem niet meer, aangezien je hem bij je had toen we vanavond weg gingen." De vos fluisterde peinzend: "Zou ik hem verloren hebben?" "We zouden zelfs kunnen zeggen," grijnsde de kater, "dat je de sleutel minder hebt." "Geen tijd voor grappen nu: we zullen doodvriezen als we van nacht buiten blijven!" Vervolgens keek de vos zielig mijn kant op. "Harlequin," zei hij, "jij liep achter ons, heb jij misschien iets zien vallen?" Ik schudde mijn hoofd. "O wanhoop! In deze sneeuw is het natuurlijk ondoenlijk om te gaan zoeken." "We zullen moeten wachten tot de dooi intreedt," jammerde de kater. Reinaarde leek diep na te denken. Ondertussen scherpte de Cyperse Kater zijn klauwen aan de bakstenen muur. "Dat is het!" riep hij toen en wees. "Het raampje!" Er zat een klein raampje hoog in de muur. Het was zo'n kantel- raampje dat van binnenuit met een lange stok met een haak

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 28