likkebaardend langs me worstelde, "tast dan gerust toe."
"Ik wil alleen weten waar Punchinello is," zei ik.
"Kom toch eerst wat eten,soebatte Reinaarde.
"Ik moet het nu weten!" zei ik luider.
"Whitechappel," zei hij toen snel. Hij gaf me een vette knip
oog. "Daar kwam Punchinello geregeld, om de kippetjes van de
stok te jagen."
Ik liet ze achter in de slagerij en verdween als een dief in de
nacht.
Ik had een tijdje staan kijken naar de vrouwen die rondjes
liepen om de kerk. Het was alsof ze moed verzamelden om er
naar binnen te gaan. Geen van hen durfde het aan, allemaal
bleven ze de voetsporen in de sneeuw volgen. Ik zag aan de
wolkjes bij hun monden en aan de omslagdoeken die zij droe
gen dat het koud was vannacht. Een paar keer werd een van de
vrouwen staande gehouden door een passerende man: deze
vrouwen verlieten de kring, om arm in arm met die man in het
donker te verdwijnen.
Toen ik voldoende moed verzameld had stapte ik op het pad
van twee vrouwen die arm in arm liepen.
"Wat wil je, broekvent," zei de langste van hen, "moet ik je
snotneus afvegen?"
"God weet dat we dat heel de nacht al doen: volwassen kerels
de neus snuiten," zei haar metgezellin.
"Ik wil u niet storen, maar
"Hoor je dat: hij wilde ons helemaal niet storen!"
"Ik ben op zoek naar mijn broer."
"Broers krijgen we hier niet vaak, meestal zijn het vaders, zoons
of echtgenoten."
"Hij is echt mijn broer."
"Hoe ziet hij eruit?" zei de kortere vrouw. Ik zag nu dat zij een
stuk jonger was dan de andere vrouw. Er staken korte donkere
krulletjes onder haar hoedje vandaan en ze had een vriendelijk
gezicht. Misschien waren zij moeder en dochter.
"Hij draagt een zwarte mantel en een hoed met een brede rand
tot net boven zijn ogen getrokken
De jonge vrouw wilde verschrikt een stap achteruit doen, maar
haar moeder hield haar tegen. Moeder keek me doordringend aan.
"Probeer je ons de stuipen op het lijf te jagen," zei ze dreigend,